Toezichthouder AFM heeft in oktober een herziene leidraad uitgebracht. Daarin geeft ze handvatten en biedt ze inzicht in de verschillende verplichtingen die voortvloeien uit de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) en de Sanctiewet 1977. De leidraad is aangepast in verband met nieuwe regelgeving. Ook hadden ondernemingen behoefte aan meer toelichting.
Voor een financieel dienstverlener zijn vooral de aanpassingen bij het cliëntenonderzoek en bij het melden van ongebruikelijke transacties van belang.
De Wwft schrijft voor dat financiële instellingen een cliëntenonderzoek moeten uitvoeren voordat zij een zakelijke relatie aangaan of een bepaalde transactie uitvoeren. Eerder was bij een laag risico geen cliëntenonderzoek nodig. Dat is veranderd. Het cliëntenonderzoek is nu zowel bij hoge als lage risico’s verplicht.
Instellingen moeten voortaan voor het aangaan van een zakelijke relatie of het verrichten van een transactie altijd een risicobeoordeling uitvoeren. Vervolgens kunnen ze dan op basis van de risicogevoeligheid van een cliënt, transactie, product of dienst bepalen hoe verstrekkend de maatregelen moeten zijn. Ze moeten daarbij ook rekening houden met het doel van een rekening of een relatie. Verder moeten ze kijken naar de omvang van de activa die een cliënt deponeert of met de omvang van de gesloten transacties. Daarnaast moeten ze rekening houden met de regelmaat of de duur van de zakelijke relatie.
Financiële instellingen zijn verplicht tot een cliëntenonderzoek bij een transactie van € 15.000 of meer. Dat hoeft dan nog geen ongebruikelijke transactie te zijn. Bijvoorbeeld als er een groot bedrag voor de aankoop van een auto wordt overgeboekt op de rekening van een autodealer. Zo’n overboeking is niet ongebruikelijk en hoeven ze daarom niet te melden. Maar ze moeten dus wel een cliëntenonderzoek uitvoeren.
Een cliëntenonderzoek is altijd vereist als er een zakelijke relatie wordt aangegaan. In de nieuwe leidraad staat dat dat ook geldt bij een (individuele) geldtransfer. Een geldtransfer is een betaaldienst waarbij een begunstigde geldmiddelen ontvangt van de betaler, zonder gebruikmaking van een betaalrekening van de betaler of de begunstigde.
Financiële instellingen moeten de cliënt identificeren en de identiteit moet zijn geverifieerd. Denk bij verificatie aan een geldig paspoort, identiteitskaart of rijbewijs, of aan reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen of aan vreemdelingendocumenten. Voor UBO’s werkt het iets anders. Een UBO moet ook zijn geïdentificeerd, maar het volstaat om ‘redelijke maatregelen’ te nemen om die identiteit te verifiëren. In de leidraad legt de AFM uit wat redelijke maatregelen zijn. Als er sprake is van een laag risico mogen instellingen de verificatie nog even uitstellen. Maar verificatie moet uiteindelijk altijd.
Vanaf eind september 2020 moet een UBO bovendien zijn aangemeld in het UBO-register. Instellingen kunnen dit register ook raadplegen om na te gaan wie de UBO precies is. Maar let op: instellingen kunnen niet uitsluitend uitgaan van de informatie in het UBO-register. Ze moeten ook zelf onderzoek doen naar de UBO.
Als het niet lukt om de identiteit van de UBO vast te stellen, dan mogen financiële instellingen geen zakelijke relatie aangaan, of mogen ze de gevraagde transactie niet uitvoeren.
Ook moeten ze het altijd melden bij de FIU (Fiscal Intelligence Unit) als het cliëntenonderzoek is mislukt.
Er mag wel een rekening worden geopend voordat verificatie van de identiteit van de cliënt (en eventueel van de UBO van de cliënt) heeft plaatsgevonden als de rekening is geblokkeerd. Gebruik van de rekening mag pas mogelijk zijn nadat de verificatie is afgerond.
Bij levensverzekeringen zijn er aanvullende eisen aan het cliëntenonderzoek. Als een begunstigde van een levensverzekering is geïdentificeerd of aangewezen, dan moeten de instellingen de naam van deze begunstigde vaststellen. Een begunstigde kan ook op de polis staan als bijvoorbeeld ‘erfgenamen’ of een andere categorie. Als dat zo is, dan moeten ze voldoende informatie inwinnen over die begunstigde om er zeker van te zijn dat de identiteit van de begunstigde tenminste ten tijde van de uitkering van de levensverzekering is vast te stellen. De verificatie van de identiteit van de begunstigde moet uiterlijk plaatsvinden op het moment dat de levensverzekering wordt uitbetaald.
De AFM-leidraad geeft aan dat van bepaalde partijen nu meer eigen verantwoordelijkheid wordt verwacht bij het vaststellen of een transactie ongebruikelijk is of niet. Zo is voor beleggingsinstellingen en -ondernemingen, icbe’s (Instellingen voor Collectieve Beleggingen in Effecten) en financieel dienstverleners die bemiddelen in levensverzekeringsovereenkomsten alleen nog de zogenoemde ‘subjectieve’ indicator van toepassing. De Wwft doet in dat geval een beroep op de professionele beoordeling van de tussenpersoon om te bepalen of een bepaalde transactie ongebruikelijk is.
De ‘indicatorenlijst’ is een lijst met indicatoren op grond waarvan instellingen ongebruikelijke transacties moeten melden. De lijst is recent aangepast op 27 september 2020. Deze indicatorenlijst wordt regelmatig aangepast. Let er daarom op altijd de meest recente indicatorenlijst te gebruiken.
Elke transactie met een bedrag hoger dan in de indicatorenlijst is automatisch een ongebruikelijke transactie die een instelling moet melden bij de FIU. Het kan overigens zijn dat een bepaalde transactie wel aanleiding is voor cliëntenonderzoek, maar geen ongebruikelijke transactie is volgens de indicatorenlijst. Bijvoorbeeld een hoge geldstorting van een consument aan een notaris als garantie voor de aankoop van een woning. In de leidraad staan voorbeelden van omstandigheden die kunnen duiden op een ongebruikelijke transactie.
De bewaarplicht voor cliëntenonderzoeken is 5 jaar. Deze termijn betekent dat de instelling deze informatie tot 5 jaar na het beëindigen van de relatie moet bewaren. De termijn van 5 jaar geldt ook voor ongebruikelijke transacties. Die termijn begint te lopen vanaf het moment dat die transactie gemeld is.
Vanaf 1 januari 2021 moeten financieel dienstverleners mogelijke frauduleuze internationale fiscale constructies van multinationals, mkb-bedrijven en particulieren melden bij de Belastingdienst. Deze verplichting komt voort uit de Europese Richtlijn DAC6. Die verplichting zou al eerder, op 1 juli 2020, ingaan, maar werd door corona uitgesteld.
Om je in korte tijd goed voor te bereiden heeft NIBE-SVV een praktische online training ontwikkeld. In de training DAC6, Regels voor het Melden van Grensoverschrijdende Transacties leer je belastingontwijkende constructies herkennen en leer je wanneer je deze moet melden.