DNB heeft de rekenrente voor het standaardtarief voor het berekenen van de overdrachtswaarde voor pensioenen gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst, voor 2016 vastgesteld op 1,629%. Op dit moment bedraagt deze rente nog 2,156%.
De verlaging van de rekenrente in het standaardtarief is slecht nieuws voor werkgevers en pensioenfondsen van oud-werknemers. Het betreft dan werknemers die hun dienstverband beëindigen en vervolgens bij een nieuwe werkgever aan de slag gaan en dan opteren voor waardeoverdracht van hun pensioen.
Als de rekenrente daalt, wordt de overdrachtswaarde namelijk hoger. En hierdoor wordt het verschil tussen de overdrachtswaarde en de gefinancierde waarde groter. Wanneer de overdrachtswaarde hoger is dan de waarde die bij de verzekeraar of het pensioenfonds van de ‘oude’ werkgever is opgebouwd, dan moet in principe de ‘oude’ werkgever of het pensioenfonds bijbetalen.
Voor opgebouwde pensioenaanspraken op basis van een pensioenregeling die kwalificeert als een uitkeringsovereenkomst (een eindloon- of middelloonregeling, of in sommige gevallen een beschikbarepremieregeling), wordt de overdrachtswaarde vastgesteld op basis van het wettelijk standaardtarief. Deze waarde wordt vervolgens van de oude pensioenuitvoerder overgedragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.
Als de nieuwe werkgever ook een pensioenregeling op basis van een uitkeringsovereenkomst heeft, wordt de overdrachtswaarde herrekend naar extra aanspraken in de nieuwe pensioenregeling. Ook deze herrekening vindt dan plaats tegen het wettelijk standaardtarief. Als deze aanspraken eenmaal zijn vastgesteld, moeten ze door de nieuwe werkgever worden ingekocht bij de nieuwe pensioenuitvoerder tegen het aldaar geldende tarief.
Door de daling van de rekenrente in het standaardtarief naar 1,629% en door een toename van de levensverwachting zal de overdrachtswaarde meer dan nu het geval is, afwijken van de bij de pensioenuitvoerder gehanteerde contractrente. De oude werkgever moet dan nóg meer bijbetalen.
Inmiddels is de Regeling beperking bijbetalingslasten gewijzigd. Deze regeling beperkt de bijbetalingsplicht en houdt in dat de werkgever niet hoeft mee te werken aan de waardeoverdracht van pensioenaanspraken, als hij aan 2 voorwaarden voldoet:
Deze regeling geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 voor álle werkgevers. Tot 1 januari was de regeling nog voorbehouden aan ‘kleine werkgevers’. Dit zijn werkgevers met een maximale loonsom van € 785.000 (2015).
De regeling regelt ook het afschaffen van de 6-maandstermijn bij de waardeoverdracht. Nieuwe werknemers hadden 6 maanden de tijd om het meenemen van hun pensioen in gang te zetten. Deze termijn is vervallen. Voor werknemers die op of na 1 januari 2015 in dienst treden, geldt geen termijn meer. Zij kunnen ook na 6 maanden een waardeoverdracht aanvragen. Is de nieuwe werknemer vóór 1 januari 2015 in dienst getreden, dan geldt de 6-maandstermijn nog wel en vervalt na 6 maanden het wettelijk recht op waardeoverdracht.
De verlaging van de rekenrente in het standaardtarief zal de bijbetalingsproblematiek bij (uitgaande) waardeoverdracht doen toenemen. Daar staat tegenover dat de uitbreiding van de beperking van de bijbetalingsregeling tot álle werkgevers (niet meer exclusief voor ‘kleine’ werkgevers) de totale bijbetalingsproblematiek zal temperen.
Staatssecretaris Klijnsma (SZW) studeert momenteel op een wijziging van het stelsel van waardeoverdracht bij wisseling van dienstbetrekking. De voorstellen voor een fundamentele herziening van het stelsel waardeoverdracht zijn in het eerste kwartaal van 2016 te verwachten.
Bekijk de Kamerbrief Besluit aanpassing regels waardeoverdracht.
Meer informatie over waardeoverdracht van pensioenen bieden onze opleidingen op pensioengebied:
Ook in onze Wft Triple A-omgeving vindt u actuele informatie over de verlaging van de rekenrente. Met een Wft Triple A-abonnement bent u altijd aantoonbaar actueel.