Een aantal jaren geleden gebruikte je voor het betalen van rekeningen nog overschrijvingskaarten die je op de post deed. Als je op vakantie ging, nam je girobetaalkaarten of eurocheques mee. In een tijdsbestek van 20 jaar is de manier waarop we betalen totaal veranderd. Andere en makkelijkere betaalmethoden zijn ervoor in de plaats gekomen.
Welke ontwikkelingen zien we in het betalingsverkeer en wat zijn de gevolgen?
Het gebruik van de gele acceptgirokaart loopt snel terug. Het aantal organisaties dat acceptgirokaarten verspreidt, is in 2022 gedaald naar 6.000. In april zijn minder dan 250.000 acceptgiro’s verwerkt. Volgens Betaalvereniging Nederland zijn inmiddels betaalmethoden zoals automatische incasso’s, mobiele betaalverzoeken, facturen per e-mail met een betaallink of QR-codes, steeds gebruikelijker. Daarom gaat Currence, de producteigenaar van de collectieve acceptgiro, per 1 juni 2023 stoppen met het aanbieden en ondersteunen van de acceptgiro. Daarmee komt er na meer dan 40 jaar een einde aan het papieren betaalproduct.
Het gebruik van de pinpas, en met name contactloos pinnen, neemt toe. Bijna 70% van alle betalingen aan de kassa worden contactloos afgerekend, aldus cijfers van De Nederlandsche Bank (DNB).
Ondanks dat we steeds vaker pinnen, wordt 20% van de betalingen nog steeds contant betaald. Contant geld is voor 1 op de 5 Nederlanders nog altijd een belangrijk betaalmiddel. Vooral voor Nederlanders met een relatief laag inkomen. Zij geven vaker dan anderen aan dat het gebruik van contant geld een beter beheer van hun uitgaven mogelijk maakt dan pinbetalingen. Voorheen waren Nederlanders van 75 jaar en ouder de groep die het vaakst contant geld gebruikten. Maar het cashgebruik binnen deze groep is in 2 jaar tijd gehalveerd naar 28% van de aankopen.
Het gebruik van cash neemt af, en daarmee nemen de kosten per transactie toe. Door deze extra kosten staat de toegang tot contant geld onder druk. Want banken nemen maatregelen om deze kosten te compenseren. Zo rekenen een aantal banken kosten voor het pinnen en storten van contant geld. Het aantal geldautomaten neemt steeds verder af. Vooral ondernemers ondervinden problemen van deze maatregelen. Vaak kunnen zij geen geschikte geldautomaat vinden voor het afstorten van contant geld, waardoor zij stad en land moeten afreizen. Bovendien rekenen sommige banken extra kosten voor het afstorten van biljetten van 200 of 500 euro.
In 2020 vond het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) dat ‘ook in een omgeving waarin geleidelijk steeds meer gepind wordt, het voor de maatschappij belangrijk is dat contant geld goed blijft functioneren als toonbankbetaalmiddel’. Het MOB adviseerde toen aan DNB om een onafhankelijk, extern onderzoek te laten verrichten naar de chartale infrastructuur. Die heeft McKinsey daartoe opdracht gegeven. Doel van dit onderzoek was het definiëren en ontwerpen van een maatschappelijk efficiënte, robuuste en veilige chartale infrastructuur in Nederland, voor de middellange termijn bij een structureel laag gebruik van contant geld.
In het rapport ‘De toekomst van de chartale infrastructuur in Nederland’ voorziet McKinsey een verdere daling van het gebruik van contant geld. Dat kan een probleem zijn bij storingen in het pinverkeer - contant geld is dan een terugvaloptie - en voor mensen die van contant betalen afhankelijk zijn. Contant geld is bovendien publiek geld, dat iedereen moet kunnen gebruiken. Het rapport bespreekt de mogelijkheden om de chartale infrastructuur beter in te richten, de kosten en de bekostiging daarvan en eventuele maatregelen om de ontwikkelingen te sturen. McKinsey beveelt aan om voor de terugvalfunctie alternatieve, digitale betaalmiddelen te ontwikkelen en in te zetten.
DNB onderschrijft deze aanbeveling. Maar voordat digitale betaalmiddelen de terugvalfunctie van contant geld kunnen overnemen, moeten zij breed uitgerold en voor iedereen toegankelijk zijn (inclusiviteit). DNB wil dat de partijen in het betalingsverkeer gezamenlijk afspraken maken voor de komende 5 jaar om contant geld in Nederland goed bereikbaar en bruikbaar te houden.
Inmiddels hebben 23 organisaties, waaronder de grote Nederlandse banken, Betaalvereniging Nederland, winkeliers, consumentenorganisaties en DNB Het Convenant Contant Geld ondertekend. Het convenant is op 7 april 2022 ingegaan en geldt in beginsel voor een periode van 5 jaar.
In het Convenant Contant Geld staan allerlei afspraken die ervoor moeten zorgen dat contant geld voor iedereen toegankelijk blijft. Diverse onderwerpen komen aan bod, zoals het aantal geldautomaten, terugvalopties voor pinnen, inclusief betalingsverkeer en anti-witwasmaatregelen.
De afspraken in het convenant moeten er onder andere voor zorgen dat de kosten eerlijker worden verdeeld. Zo hebben banken toegezegd de tarieven voor contant geld tot in ieder geval medio 2023 niet te verhogen.
Voor consumenten betekent dit dat zij de komende jaren niet hoeven te betalen voor normaal gebruik van contant geld. Dit leidt er onder meer toe dat bijvoorbeeld ABN Amro geen cashboete rekent aan klanten die meer dan € 12.000,- cash per jaar opnemen; de limiet is verhoogd naar € 17.500,-.
Het convenant vormt ook het startschot voor een nieuw onderzoek. Hierin moet worden uitgewerkt op welke manier het publiek belang van contant geld het beste geborgd kan worden op de lange termijn. Als contant geld steeds minder wordt gebruikt, dan rijst de vraag naar de bekostiging ervan en de marktordening. Het onderzoek zal de diverse opties hiervoor in kaart brengen. Het streven is om dit onderzoek binnen 10 maanden na ondertekening van het convenant af te ronden. Daarna kan de minister van Financiën advies uitbrengen aan de Tweede Kamer en kan besluitvorming plaatsvinden.
NIBE-SVV heeft diverse opleidingen op dit gebied: