Als een klant zijn financieel adviseur om een passend advies vraagt, dan hoeft dat niet per se te leiden tot de voordeligste variant. Dat blijkt uit een praktijkgeval uit 2013 rond een hypothecaire lening.
Op advies van zijn adviseur zet een klant zijn hypothecaire lening om naar een deels aflossingsvrije en deels annuïtaire lening. De beleggingsverzekeringen worden daarbij afgekocht. De klant is uit op lagere maandlasten, maar de geadviseerde constructie blijkt achteraf niet de voordeligste optie te zijn. Er zijn veel goedkopere alternatieven en daarover heeft de adviseur met geen woord gerept. De klant deponeert daarom een klacht bij het Kifid.
De betrokken adviseur legt in zijn verweer zijn argumenten op tafel die tot zijn advies hebben geleid. Naast het doel van de klant om zijn maandlasten te verlagen moest hij met twee andere aspecten rekening houden: de beleggingsverzekeringen renderen negatief en er wordt niets afgelost op de uitstaande som. Daarmee was de klant ‘niet gelukkig’. Bovendien wilde hij in aanmerking komen voor een lening met Nationale Hypotheekgarantie. Op basis van deze informatie heeft de adviseur een constructie voorgesteld die voor de klant het meest passend is.
Het Kifid stelt de adviseur volledig in het gelijk. De adviseur heeft mogelijk niet de goedkoopste leningsvorm geadviseerd, maar wel de meest passende. Aan deze uitspraak kunnen alle hypotheekadviseurs zich optrekken. Hun expertise wordt daarmee bevestigd: het geven van het meest passende advies, afgestemd op de specifieke situatie van de klant. Het hoeft dus niet te betekenen dat de goedkoopste variant ook de meest passende is.
In diverse opleidingen van NIBE-SVV wordt aandacht besteed aan hypothecaire leningen.