Straks heb je drie categorieën adviseurs: de onafhankelijke, de zelfstandige en de verkoopadviseur. Maar wie mag zich straks nu ‘onafhankelijk adviseur’ noemen? Ik voorzie discussie en vind dat de minister een kans mist.
De minister maakt duidelijk dat een onafhankelijke adviseur moet kunnen adviseren op basis van een objectieve analyse (en dus een toereikend aantal financiële producten moet vergelijken). Op zich al een norm die tot discussie kan leiden. Maar de minister noemt nog een tweede norm: de financiële producten mogen niet worden aangeboden door (1) de financiëledienstverlener zelf of (2) door ‘entiteiten die nauwe banden hebben met de financiëledienstverlener’. Zeker (2) zal er in het verzekeringsbedrijf inhakken. Want er zijn nogal wat intermediairbedrijven, waaronder beursmakelaars, die nauwe banden hebben met een volmachtbedrijf. In de provincie is die binding vaak zo nauw, dat alleen zaken uit het ‘eigen’ intermediairbedrijf in de volmacht komen.
Zijn al die intermediairbedrijven met een verwant volmachtbedrijf dan in één keer de titel ‘onafhankelijk adviseur’ kwijt? Nou nee, dat hoeft niet. Want, zo maakt de minister met een gemiste kans duidelijk: deze keurmerktitel van ‘onafhankelijk adviseur’ gaat alleen gelden voor ‘complexe financiële producten’. En verreweg de meeste schadeverzekeringen zijn geen complex product in de zin van de Wft. Ook de meest ingewikkelde op de coassurantiemarkt gesloten schadeverzekeringen niet.
Dus een intermediair mét volmachtbedrijf mag zich straks onafhankelijk (blijven) noemen, zolang hij er maar voor zorgt dat bij dat volmachtbedrijf geen pensioenverzekeringen, beleggingsverzekeringen, e.d. worden ondergebracht. Doet hij dat wel, dan moet dat intermediair, denk ik, duidelijk maken dat het voor die complexe producten ‘zelfstandig adviseur’ is. Tegelijk mag datzelfde intermediair zich voor alle andere producten wél ‘onafhankelijk adviseur’ blijven noemen (want: voor die producten is het gebruik van die benaming niet wettelijk gereguleerd). Alsof het nog niet onoverzichtelijk genoeg is voor de klant.
Een gemiste kans dus. Want ook voor andere (dan complexe) producten doen nauwe banden tussen aanbieder en adviseur afbreuk aan de onafhankelijkheid. Begrijp me goed: er is niets oneerbaars aan een eigen volmacht en zo’n nauwe band kán ook in het voordeel van de klant zijn. Dat kán. Maar juist dan kun je daar ook transparant over zijn. Want: waar volmacht, daar commissie en dus ook een eigen financieel belang bij de adviseur.
Ik pleit er voor dat de minister deze regeling niet beperkt tot complexe producten in de zin van de Wft. En tegelijk regelt dat het gebruik van die benamingen niet een vrijblijvende bevoegdheid is, maar een wettelijke plicht. Met voor elke categorie adviseur een mooi ikoontje op het briefpapier, dat duidelijk maakt om welke categorie adviseur het gaat. Zoals er ook een ikoontje is voor beleggingsrisico’s. Dat is voor de klant veel duidelijker en daar hoort het toch om te gaan.