Door het vastlopen van de onderhandelingen rondom het Pensioenakkoord zijn op pensioengebied geen spectaculaire wijzigingen voor 2019 te melden. Dat wil echter niet zeggen dat er geen wijzigingen zijn. Een kort overzicht.
Vorig jaar was de belangrijkste wijziging op pensioengebied de verhoging van de pensioenrichtleeftijd van 67 naar 68 jaar. Voor 2019 is, gezien de ontwikkeling van de levensverwachting, geen verdere verhoging van de pensioenrichtleeftijd voorzien.
Zoals bekend, wijzigen jaarlijks de franchisebedragen omdat deze gekoppeld zijn aan de AOW-uitkering.
Het maximum pensioengevend loon is voor 2019 vastgesteld op € 107.593 (artikel 18ga Wet LB).
De minimale franchises voor 2019 luiden als volgt:
Middelloon |
Eindloon |
||||
1,875% |
€ 13.785 |
1,657% |
€ 15.599 |
||
- |
1,701% |
€ 11.008 |
- |
1,483% |
€ 12.456 |
1,701% |
1,788% |
€ 12.426 |
1,483% |
1,570% |
€ 14.060 |
Deze minimale franchises zijn gebaseerd op de AOW voor een gehuwde zonder toeslag en inclusief vakantiegeld (€ 10.339). Daarbij is voor middelloonregelingen de factor 100/75 en voor eindloon 100/66,28 toegepast.
De franchises op basis van de alleenstaande-AOW (€ 15.157) zijn:
€ 20.209 voor middelloon en € 22.867 voor eindloon. Deze franchises zijn nog steeds relevant voor DGA’s met gedeeltelijk eigen beheer.
Grensbedrag klein pensioen 2019 |
€ 484,09 |
|
|
Marktrente oprenting ODV (oudedagsverplichting) |
|
Gemiddelde u-rendement 2016 |
0,059% (oprenting in 2017) |
Gemiddelde u-rendement 2017 |
0,06% (oprenting in 2018) |
Gemiddelde u-rendement 2018 |
0,269% (oprenting in 2019) |
2019 is het laatste jaar dat men zelf in eigen beheer verzekerde pensioenen kan afkopen, dan wel kan omzetten in een oudedagsverplichting (ODV).
De afkoopkorting bedraagt 19,5% van de fiscale waarde op het moment van afkoop. Of 19,5% van de fiscale waarde ultimo 2015, als deze lager is (artikel 38o Wet LB 1964).
Op 21 december 2018 is het ‘Staffelbesluit pensioenen’ gepubliceerd. Dit besluit is sinds 1 januari 2019 van kracht. Het betreft een actualisering van een eerder besluit. Die actualisering heeft in eerste instantie betrekking op de aanpassing van de nettofactor, op basis waarvan de premiepercentages voor nettopensioenen worden berekend. Daarnaast zijn enkele verduidelijkingen en redactionele wijzigingen aangebracht, in het bijzonder voor wat betreft de mogelijkheid tot het inhalen van een niet-benutte premieruimte.
De nettofactor is gelijk aan 1 minus het hoogste belastingtarief in de inkomstenbelasting. Omdat dit tarief per 1 januari 2019 is gewijzigd van 51,95% (2018) naar 51,75% (2019), zijn de premiepercentages voor het nettopensioen eveneens aangepast.
Door de percentages van staffel 4 te vermenigvuldigen met de nettofactor {(1 - 0,5175) = 0,4825} vindt men de staffelpercentages voor het nettopensioen. Deze staan in Bijlage VII van het nieuwe besluit en zijn als volgt:
Premiestaffel nettopensioenregeling |
Rekenrente 4% |
Rekenrente 3% |
15 tot en met 19 |
2,2 |
3,9% |
20 tot en met 24 |
2,6 |
4,4% |
25 tot en met 29 |
3,2 |
5,1% |
30 tot en met 34 |
3,8 |
5,8% |
35 tot en met 39 |
4,5 |
6,7% |
40 tot en met 44 |
5,5 |
7,7% |
45 tot en met 49 |
6,6 |
8,9% |
50 tot en met 54 |
7,9 |
10,2% |
55 tot en met 59 |
9,6 |
11,8% |
60 tot en met 64 |
11,4 |
13,6% |
65 tot en met 67 |
13,2 |
15,1% |
Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) heeft op 4 januari 2019 ook de opbouwpercentages gepubliceerd die behoren bij een lagere pensioenrichtleeftijd dan 68 jaar. Deze percentages hebben als uitgangspunt 1,875% of 1,657% en zijn vervolgens actuarieel herrekend. Naast deze verlaagde opbouwpercentages zijn verlaagde opbouwpercentages gepubliceerd voor de andere fiscale regimes: VPL, VAP en Witteveen 2015. De verlaagde opbouwpercentages wijken hier en daar een fractie af van de vorig jaar gepubliceerde opbouwpercentages.
Een andere manier, zonder ook het opbouwpercentage te verlagen, is werken met een verhoogde franchise of een verlaagde pensioengrondslag. Twee voorbeelden vindt u in het Verzamelbesluit van 11 december 2018 in onderdeel 8.9.
In zijn algemeenheid geldt dat de verhoogde franchise gelijk is aan:
Opbouw% 68 jaar – Verlaagd opbouw% 67 jaar X Salaris + Verlaagd opbouw% 67 jaar X franchise
Opbouw% 68 jaar opbouw% 68 jaar
Voorbeeld
Opbouw% middelloon 68 jaar |
1,875% |
Verlaagd opbouw% middelloon 67 jaar |
1,738% |
Salaris |
€ 30.000 |
Franchise middelloon 2019 |
€ 13.785 |
De verhoogde franchise bedraagt:
1,875 – 1,738 X € 30.000 + 1,738 X € 13.785 = € 14.970
1,875 1,875
De jaarlijkse opbouw op basis van de verhoogde franchise, zonder aanpassing van de pensioenleeftijd en zonder aanpassing van het opbouw% is dan in 2019:
1,875% x (€ 30.000 - € 14.970) = € 281,82
De jaarlijkse opbouw op basis van pensioenleeftijd 67 jaar met een verlaagd opbouwpercentage bedraagt dan in 2019:
1,738% x (€ 30.000 - € 13.785) = € 281,82
Anders dan bij reguliere opbouw, waarbij de franchise constant blijft, impliceert het toepassen van een verhoogde franchise dat die franchise per salaris verschilt.
Op 11 december 2018 is het Verzamelbesluit Pensioenen van 24 november 2017 geactualiseerd. Het nieuwe besluit is sinds 29 december 2018 van kracht.
De wijzigingen ten opzichte van het besluit uit 2017 hebben betrekking op de volgende onderwerpen:
beëindiging arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wegens bereiken van de contractuele einddatum tijdens WIA-wachttijd;
beëindiging arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid, zonder dat in eerste instantie recht bestaat op een direct aansluitende inkomensvervangende loongerelateerde uitkering (< 35% AO);
beëindiging arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid, waarbij sprake is van tijdelijk onderbroken inkomensvervangende loongerelateerde uitkering (< 35% AO);
voortgezette pensioenopbouw bij re-integratie;
intrekking van het besluit van 24 november 2017;
intrekking van de besluiten van 26 mei 2005, nr. DGB2005/3299m, 8 december 2005, nr. DGB2005/6722M en 18 december 2013, nr. BLKB2013/2200M in verband met en, het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2018, 16/06236, ECLI:NL:HR:2018:958.
Zie het besluit voor de verschillende voorwaarden waaronder voortzetting van de pensioenopbouw mogelijk is.
De rekenrente voor het standaardtarief inzake individuele waardeoverdracht bij wisseling van dienstverband is gebaseerd op de per 1 oktober van het kalenderjaar geldende rente uit de door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerde rentetermijnstructuur voor verplichtingen met een looptijd van 25 jaar.
Voor 2019 heeft DNB deze rekenrente vastgesteld op 1,577% (in 2018: 1,648%). De daling impliceert dat de overdrachtswaarde voor pensioenen gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst (eindloon-, middelloonregelingen) hoger wordt.
Tot 2018 mochten pensioenuitvoerders kleine pensioenen afkopen 2 jaar nadat de deelneming aan de pensioenregeling was geëindigd. Op 1 januari 2019 zijn de regels echter veranderd:
Heel kleine pensioenen
Heel kleine pensioenen, tot € 2 bruto per jaar, komen te vervallen, tenzij men vóór 1 januari 2019 had geopteerd voor afkoop of waardeoverdracht.
In 2018 hebben pensioenuitvoerders door middel van een eenmalige opschoonactie heel kleine pensioenen afgekocht of overgedragen voordat deze aanspraken vanaf 1 januari 2019 (kunnen) vervallen. Aangezien pensioenuitvoerders voor die afkoop een wettelijke termijn van 2 jaar na beëindiging van de deelneming in acht moesten nemen, betekende dit dat zij heel kleine aanspraken ontstaan in 2017 en 2018, niet in die opschoonactie konden meenemen. Voor deze pensioenen is een uitzondering gemaakt. Voor heel kleine in 2017 en 2018 ontstane pensioenen hebben pensioenuitvoerders nu tot 1 juli 2019 het recht om tot afkoop (zonder revisierente) over te gaan. Zodat deelnemers ook de tijd hebben om zich te melden.
Kleine pensioenen
Kleine pensioenen van € 2 tot € 484,09 bruto per jaar mogen per 1 januari 2019 niet meer worden afgekocht. Pensioenuitvoerders kunnen kleine pensioenen die vanaf 1 januari 2018 (zijn) ontstaan met ingang van 1 januari 2019 automatisch overdragen aan de pensioenuitvoerder, waar de gewezen deelnemer op dat moment zijn pensioen opbouwt. Het is ook mogelijk het pensioen te laten staan als klein pensioen.
Voor bestaande kleine pensioenen die ontstaan zijn vóór 1 januari 2018 gaat de automatische waardeoverdracht in op 1 januari 2020.
Ook de pensioenopleidingen van NIBE-SVV behandelen de in 2019 ingegane wijzigingen: