‘Vertrouwen in de toekomst’ is het thema van het langverwachte Regeerakkoord tussen VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie voor de jaren 2017 – 2021, dat op 10 oktober gepresenteerd werd. De impact van dit Regeerakkoord is zeer groot. Als alle plannen doorgaan, zal elke Nederlander er iets van merken. Voor de financiële dienstverlening betekent dit dat financiële adviezen gaan veranderen. De meeste wijzigingen in het Regeerakkoord zullen echter pas in 2019 of daarna ingaan.
De onderwerpen die direct van belang zijn voor medewerkers in de financiële dienstverlening in vogelvlucht:
De meest in het oog springende wijzigingen die direct van invloed zijn op belastingplichtigen, zijn de tariefwijzigingen in de 3 verschillende boxen van de inkomstenbelasting.
In box 1 zijn nu nog 4 belastingschijven. Dat worden er 2 voor belastingplichtigen tot de AOW-leeftijd. Dat noemt men ‘sociale vlaktax’: tot een inkomen van € 68.600 is het tarief 36,93%, daarboven 49,5%.
Voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt hebben, geldt dat ze geen AOW-premie hoeven te betalen over een deel van hun inkomen. Daardoor vallen zij tot een nader te betalen inkomen in een nog iets lager tarief.
Het belastingtarief in box 2 (aanmerkelijk belang) is nu nog 25%. Dit tarief gaat geleidelijk omhoog. In 2020 naar 27,3% en het jaar daarna naar 28,5%.
Het tarief van box 3 blijft 30% over het rendement. Dit forfaitaire rendement wordt echter meer gebaseerd op recente realistische rendementen. Nu geldt het gewogen gemiddelde rendement over de afgelopen 5 jaar nog als uitgangspunt voor de vaststelling van het forfaitaire rendement. Straks is het rendement in de 2 voorafgaande jaren het uitgangspunt. Door de daling van de spaarrente in de laatste jaren zal het forfaitaire rendement op sparen aanmerkelijk lager worden. Hierdoor vermindert de vermogensrendementsheffing over de eerste € 75.000 boven de vrijstelling. Bovendien gaat die vrijstelling omhoog naar € 30.000 per persoon (nu nog € 25.000).
Voor vrijwel alle belastingplichtigen leiden de nieuwe tarieven tot verlaging van de inkomstenbelasting. Daar staat tegenover dat het lage btw-tarief omhoog gaan van 6% naar 9%. Dit tarief geldt in beginsel voor alle noodzakelijke uitgaven, zoals voeding (‘de dagelijkse boodschappen’). Het hoge btw-tarief van 21% blijft gelijk. De accijns op tabak gaat omhoog.
Nadat de verschuldigde belasting over het belastbaar inkomen uit de 3 boxen is vastgesteld, komt een belastingplichtige vaak in aanmerking voor diverse heffingskortingen. De meeste van deze heffingskortingen gaan omhoog.
In het Regeerakkoord staat dat ‘alle aftrekposten aftrekbaar worden tegen het basistarief’.
Er zijn diverse aftrekposten, zoals hypotheekrenteaftrek en zelfstandigenaftrek. Dergelijke aftrekposten verlagen het belastbaar inkomen. Hoe hoger het belastingtarief waarin de belastingplichtige valt, des te groter het effect van die aftrekposten. De nieuwe regering wil dat straks in 20121 alle aftrekposten alleen aftrekbaar zijn tegen een bepaald maximum basistarief van 43%. Daarna zal de aftrek worden beperkt tot het tarief van de eerste schijf, dus 36,93%.
Iemand die met zijn inkomen in de hoge schijf van 49,5% valt, krijgt straks dus minder belasting terug over deze aftrekposten.
Zelfstandigen (ondernemers met winst uit onderneming die minimaal 1.225 uur per jaar ondernemer zijn) kunnen nu nog standaard € 7.280 van hun belastbare winst uit onderneming aftrekken. Als de winst in het hoogste tarief valt van 49,5%, krijgen de ondernemers dus minder belastingvoordeel.
De vraag is of de aftrek van inleg op lijfrenten in de opbouwfase ook onder deze beperking gaat vallen. Als dat zo zou zijn, bestaat de kans dat iemand de premie slechts tegen het lage tarief kan aftrekken, terwijl de uitkeringen belast zijn in het hoge tarief. De vraag is of dat de bedoeling is. Dit zal ongetwijfeld tot vragen leiden en nog nader worden uitgewerkt.
Hypotheekrente is een aftrekpost. Sinds 2014 worden de aftrekbare kosten van de eigen woning al apart behandeld: die zijn niet meer aftrekbaar tegen het hoogste tarief, maar tegen een maximaal tarief dat elk jaar met 0,5% wordt afgebouwd.
Deze afbouw gaat vanaf 2020 sneller: met 3% per jaar tot uiteindelijk het basistarief van 36,93%.
Daar staat tegenover dat de fiscale bijtelling van het eigenwoningforfait ook omlaag gaat. De bijtelling is nu nog 0,75% van de WOZ-waarde en dat wordt 0,6%. Overigens fluctueerde deze bijtelling de laatste 15 jaar al tussen de 0,55% en 0,85%. Voor woningen met een waarde boven een bepaalde grens (2017: € 1.060.000) geldt een veel hogere bijtelling van nu nog 2,35%. In het Regeerakkoord staat niet dat ook deze bijtelling omlaag gaat.
Ook wordt de Wet Hillen afgeschaft. Dit gebeurt geleidelijk in 30 jaar. Het Regeerakkoord vermeldt nog dat dit in 20 jaar gebeurt, maar daarop zijn de regeringspartijen teruggekomen. De Wet Hillen regelt dat iemand die geen of een lage eigenwoningschuld (hypotheekschuld in box 1) meer heeft, geen last heeft van de fiscale bijtelling van het eigenwoningforfait.
Op het terrein van de ‘zakelijke belastingen’ (belastingen die betrekking hebben op ondernemingen in algemene zin) zijn de belangrijkste voorgenomen wijzigingen:
Alleen de meest relevante punten uit het Regeerakkoord noemen we.
Arbeidsmarkt:
Er is al jaren discussie over de verschillen tussen werknemers in vaste loondienst enerzijds en flexwerkers en zelfstandigen anderzijds. Om die verschillen enigszins te beteugelen worden de volgende maatregelen genomen:
Sociale zekerheid werknemers:
Veel kleine werkgevers (met minder dan 25 werknemers in dienst) zijn huiverig om mensen in dienst te nemen, omdat de kosten bij ziekte erg hoog zijn. Er geldt immers een loondoorbetalingsverplichting van 2 jaar. Voor deze kleine werkgevers gaat dit terug naar 1 jaar. De zieke werknemer merkt hier overigens niets van in financiële zin: de verplichtingen worden in het tweede jaar overgenomen door UWV.
Pensioen:
De nieuwe regering gaat wel het pensioenstelsel op de schop nemen. Op dit moment geldt een ‘doorsneesystematiek’ voor veel pensioenregelingen: alle actieve deelnemers in de pensioenregeling betalen hetzelfde percentage pensioenpremie (de doorsneepremie), ongeacht hun leeftijd. Feitelijk betekent deze doorsneesystematiek dat jonge werknemers meebetalen aan de opbouw van pensioenaanspraken van oudere werknemers.
Dat wordt aangepast door de nieuwe regering. Voor alle contracten wordt een leeftijdsonafhankelijke premie verplicht en krijgen de deelnemers een opbouw die past bij de ingelegde premie. Daarmee komt een einde aan de herverdeling die het gevolg is van de doorsneesystematiek, wordt de pensioenopbouw transparanter en sluit het stelsel beter aan op de arbeidsmarkt. Er blijft wel een solidariteit, want risico’s blijven gedeeld worden. Het mag bijvoorbeeld niet zo zijn dat iemand die langer leeft dan verwacht, geen uitkering meer krijgt als zijn ‘individuele pensioenpotje’ leeg is.
Sociale zekerheid ondernemers:
Ondernemers die ziek worden, hebben geen recht op een werknemersuitkering, zoals de WIA. Er was een plan om ondernemers te verplichten zich tegen ziekte te verzekeren (een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV)), maar dit gaat niet door. Ook verplichte pensioenopbouw voor ondernemers wordt niet wettelijk geregeld.
Zoals eerder al was aangekondigd, blijft het eigen risico in de zorg € 385 per jaar. Dat verandert gedurende de nieuwe kabinetsperiode niet meer. Dit betekent wel dat de premie voor de zorgverzekering (extra) stijgt.
Mensen die gebruikmaken van de Wet langdurige zorg (Wlz), zoals bij opname in een verzorgingshuis, hoeven een kleiner deel van hun vermogen aan te spreken als eigen bijdrage.
Er zijn nog vele andere plannen genoemd in het Regeerakkoord. De belangrijkste daarvan is het terugdringen van schulden en armoede. 10% van de Nederlanders heeft problematische schulden. Om dit percentage te verlagen, moet deze groep efficiënter geholpen worden. Dit gebeurt door het:
Bovendien worden de maximale incassokosten niet verhoogd en wordt ook gekeken of het minimumbedrag niet omlaag kan. Het stapelen van boete op boete wil de overheid vermijden.
(Bron: Wft Triple A)
Op Woensdag, 13 December, 2023, 10:55
Vorige maand bespraken we de top 7 trends in de financiële dienstverlening, waarvan duurzaamheid er één is. Het blijkt een onmisbare trend te zijn. Hoewel er al jaren aandacht wordt besteed aan ESG en duurzaamheid, wijst de website Duurzaam Ondernemen erop dat de sector nog steeds voor aanzienlijke uitdagingen staat.