Op 17 september 2019, Prinsjesdag, heeft het kabinet zijn plannen voor 2020 bekendgemaakt. We vatten de voor medewerkers in de financiële dienstverlening meest relevante onderwerpen van de overheidsplannen samen. De dagen na Prinsjesdag volgen de Algemene Politieke Beschouwingen. De ervaring leert dat er daardoor nog veel kan veranderen. Wat in deze samenvatting staat, is dus allerminst een absolute zekerheid.
In de troonrede sprak koning Willem-Alexander namens de regering een positieve boodschap uit. Hij stond allereerst stil bij het feit dat op 17 september 1944, exact 75 jaar geleden, de bevrijding van Nederland begon. De vrijheid waarvan wij in Nederland genieten, is niet vanzelfsprekend, als je naar de rest van de wereld kijkt.
Ook economisch gaat het goed met Nederland. In 2020 zal de groei doorzetten. Maar hierop volgde direct een ‘winstwaarschuwing’: allerlei internationale ontwikkelingen kunnen roet in het eten gooien. De brexit en de handelsoorlog tussen de VS en China hebben een negatief effect op de Nederlandse economie, terwijl de Nederlandse overheid daar geen invloed op heeft.
Voor de individuele Nederlander is het moeilijk te zeggen hoe de kabinetsplannen financieel zullen uitwerken. Er is voorzien in een lastenverlichting, maar die zal voor elke Nederlander anders uitpakken.
Nog enkele punten op uit de troonrede:
Sterkere publieke voorzieningen
Dat gaat zich onder meer uiten in:
Nederland in 2050 klimaatneutraal
Er komt een CO2-heffing voor de industrie. Voor huiseigenaren komt er een warmtefonds, waarmee geïnvesteerd wordt in verduurzaming. Een van de vormen van energiebelasting die vorig jaar is ingevoerd, daalt.
Stimuleren woningbouw
De overheid wil woningbouw bevorderen. Daarom krijgen corporaties als ze meer bouwen een korting op de verhuurdersheffing.
De afgelopen jaren beloofde de regering telkens een koopkrachtstijging (2019: voorspeld 1,5%). Die bleek voor de meeste inwoners niet uit te komen (werkelijke koopkrachtverbetering 2019: 0,3%). Daarom is er dit jaar geen ‘belofte’, maar een ‘verwachting’ uitgesproken.
Op basis van het Belastingplan 2020 zullen de meeste inwoners er in 2020 op vooruitgaan.
Het Nibud heeft hier een berekening van gemaakt voor enkele inkomensgroepen. Het Nibud hanteert hierbij naast het Belastingplan de volgende twee uitgangspunten:
Bij de koopkrachtberekeningen zijn enkele kanttekeningen te plaatsen. Voor gepensioneerden is de koopkrachtontwikkeling uiterst ongewis. Veel gepensioneerden zullen weliswaar een verhoging van hun AOW-uitkering krijgen, maar geen hoger ouderdomspensioen (of nabestaandenpensioen). Veel pensioenfondsen staan er relatief slecht voor. Waarschijnlijk zullen zeer veel gepensioneerden juist te maken krijgen met kortingen. Dat zal uiteraard een negatief effect hebben op hun koopkracht.
Voor het eerst maakt Nibud ook onderscheid tussen verschillende werkenden: werknemers in loondienst en zelfstandigen. Dat heeft te maken met het feit dat de belastingvoordelen voor zelfstandigen worden verlaagd (hierover hierna meer). Een zelfstandige die zijn tarieven niet met 2,5% verhoogt, zal er daardoor juist op achteruitgaan, in plaats van vooruit.
Een andere kanttekening is dat de levensstijl de koopkracht meer zal beïnvloeden. Er was al voorzien in accijnsstijgingen, maar die gaan extra omhoog voor bezitters van een dieselauto. Rokers gaan, bovenop de eerder aangekondigde prijsstijgingen, vanaf 1 april 2020 € 1,- extra accijns per pakje sigaretten (20 stuks) betalen.
Tot slot blijkt een loonstijging of inkomensstijging die in eerdere jaren als uitgangspunt is genomen, vaak niet daadwerkelijk gehaald. Het Nibud heeft daarom ook koopkrachtberekeningen gepubliceerd voor Nederlanders zonder inkomensstijging.
De tariefschijven in de inkomstenbelasting worden aangepast. Er zou tot 2021 toegewerkt worden naar een tweeschijvenstelsel. Dit wordt echter naar voren gehaald, waardoor er volgend jaar al sprake is van een tweeschijvenstelsel. Voor AOW-gerechtigden gelden nog wel drie tarieven. Het tarief in de eerste schijf gaat iets omhoog, maar dat in de volgende schijven juist iets omlaag.
Een ander belangrijk onderdeel van de inkomstenbelasting is het systeem van de heffingskortingen. Er zijn vele verschillende heffingskortingen. De maximale algemene heffingskorting gaat omhoog van € 2.477,- naar € 2.711,- en de afbouw van deze heffingskorting (voor inkomens boven de € 20.384,-) gaat sneller dan in 2019.
De algemene heffingskorting voor iemand met een inkomen van € 60.000,- neemt bijvoorbeeld toe met € 45,-.
Arbeidskorting
De maximale arbeidskorting stijgt van € 3.399,- naar € 3.819,-. De arbeidskorting neemt met 6% af boven een inkomen van € 34.989,- (2019: € 34.060,-).
Een alleenstaande werknemer met een inkomen van € 60.000,- gaat er € 671,- op vooruit in 2020. Dat is een vooruitgang van 1,69% op het netto-inkomen. Bij een inflatie van 1,5% zou dit nauwelijks een koopkrachtverbetering opleveren. Vandaar dat de overheid uitgaat van een loonstijging van 2,5%. Deze belastingplichtige moet ook nog zijn boodschappen, de zorgpremie en (eventuele) huur betalen. Die uitgavenposten nemen mogelijk toe. Daarmee wordt rekening gehouden in de koopkrachtmeting.
Ouderenkorting
De ouderenkorting voor pensioengerechtigden met een laag inkomen gaat € 26,- omhoog naar € 1.622,- (2019: € 1.596,-). De ouderenkorting wordt afgebouwd met 15% voor zover het inkomen uitkomt boven de € 37.372,- (2019: € 36.783,-).
Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)
De IACK is een extra belastingkorting voor werkenden met een kind onder de 12 jaar. Als de belastingplichtige een partner heeft, dan geldt de IACK alleen voor de minstverdienende partner. De IACK begint op € 0,- en neemt toe met 11,45% van het inkomen, voor zover dat hoger is dan € 5.072,- (2019: € 4.993,-). De IACK is nooit hoger dan € 2.881,- (2019: € 2.835,-).
Zelfstandigen
Voor zelfstandigen zijn de belastingplannen minder positief. Een zelfstandige heeft in 2019 nog een zelfstandigenaftrek van € 7.280,-. Dit bedrag komt standaard in mindering op de brutowinst uit onderneming en is dus onbelast. Het is dus geen ‘heffingskorting’, zoals de hierboven genoemde kortingen.
Deze zelfstandigenaftrek wordt vanaf 2020 jaarlijks verlaagd met € 250,-. In 2028 volgt een laatste verlaging van € 280,- tot een bedrag van € 5.000,-.
WUO
De winst uit onderneming (WUO) na aftrek van de zelfstandigenaftrek wordt hierdoor hoger. Dat betekent dat ook de mkb-winstvrijstelling hoger wordt. Die is immers 14% x (bruto WUO -/- zelfstandigenaftrek). Toch mag dat de zelfstandige die meer dan € 68.507,- verdient niet baten: voor de MKB-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek geldt dat deze vanaf 2020 maximaal tegen het tarief van 46% aftrekbaar zijn. Wel gaat de belasting op WUO in de hoogste schijf zelf omlaag.
De aftrekposten van zelfstandigen zijn in het Belastingplan 2019 al versoberd. De beperking van het aftrektarief zal doorgezet worden tot het basistarief van 37,1% is bereikt (zoals nu voorzien). Daar komt deze verlaging van de zelfstandigenaftrek in het Belastingplan 2020 dus bij.
Volgens de Nibud berekeningen zullen zelfstandigen met een WUO van € 65.000,- er in 2020 en 2021 nog wel iets op vooruitgaan, maar alleen als ze hun tarieven verhogen met 2,5%. Zonder verhoging van de tarieven gaan zelfstandigen tot 2028 er niet op vooruit in koopkracht, tenzij hun winst zo laag is, dat ze in aanmerking komen voor allerlei toeslagen.
Minder ‘armoedeval’ – lagere marginale belastingdruk
De marginale belastingdruk is de extra belasting die betaald moet worden over elke euro inkomensverhoging, uitgedrukt in een percentage. De marginale belastingdruk rekent dus omgekeerd uit hoeveel iemand overhoudt wanneer hij bruto € 1.000,- meer gaat verdienen. In 2019 is het nog zo dat het marginale belastingtarief kan oplopen tot maximaal 152%. Een éénverdiener met een bruto jaarloon van € 32.000,-, met kinderen en wonend in een huurwoning, die een bruto loonsverhoging krijgt van € 1.000,-, gaat er € 1.520,- op achteruit aan netto besteedbaar inkomen. Door de voorgenomen aanpassingen in de inkomstenbelasting, de heffingskortingen en de toeslagen, neemt de marginale belastingdruk af. Die is overigens voor bepaalde inkomens nog steeds boven de 80%. Maar als de plannen voor 2020 doorgaan is die in elk geval voor niemand meer boven de 100%.
Het netto besteedbaar inkomen van bijna 10 miljoen Nederlanders is niet alleen afhankelijk van inkomstenbelasting en heffingskortingen, maar ook van toeslagen. Ook daarin verandert het een en ander in 2020:
Vanaf 2022 komt er een heel andere berekening van de vermogensrendementsheffing, zo is de bedoeling. In 2020 blijft het huidige systeem nog in stand, ondanks het feit dat de Hoge Raad heeft aangegeven dat deze wijze van belastingheffing onterecht is.
Voor 2020 zijn de volgende forfaitaire rendementen gepubliceerd van de twee rendementsklassen:
Ook wordt de vrijstelling verhoogd tot € 30.846,- per belastingplichtige (2019: € 30.360,-) en worden de tariefschijven geïndexeerd.
Traditiegetrouw zijn veel van de kabinetsplannen al voor Prinsjesdag uitgelekt. Eén van de onderwerpen die al een paar keer ter sprake is gekomen in de aanloop naar Prinsjesdag, is de voorgenomen vorming van een fonds met mogelijk € 50 miljard. Dat fonds zou de groei of ontwikkeling van de Nederlandse economie in stand houden. Tijdens Prinsjesdag is hieraan echter nog geen invulling gegeven.
Er is weinig groot nieuws op het gebied van sociale zekerheid. De huidige belangrijkste socialezekerheidswetten, zoals Anw, WIA en WW, veranderen niet voor de werknemer. In het Pensioenakkoord is al afgesproken dat de verhoging van de AOW-leeftijd ‘getemporiseerd’ wordt.
Andere punten binnen de sociale zekerheid zijn:
Bron: Wft Triple A, altijd aantoonbaar permanent actueel vakbekwaam
Op Woensdag, 13 December, 2023, 10:55
Vorige maand bespraken we de top 7 trends in de financiële dienstverlening, waarvan duurzaamheid er één is. Het blijkt een onmisbare trend te zijn. Hoewel er al jaren aandacht wordt besteed aan ESG en duurzaamheid, wijst de website Duurzaam Ondernemen erop dat de sector nog steeds voor aanzienlijke uitdagingen staat.