Vanaf 1 januari van elk jaar treedt er weer veel nieuwe wet- en regelgeving in werking. Zo ook dit jaar. We geven een beknopt overzicht van de wetswijzigingen die van invloed zijn op het geven van een passend financieel advies.
U ontkomt er niet aan. Iedere medewerker in de financiële dienstverlening met inhoudelijk klantcontact moet op de hoogte zijn van de relevante wijzigingen in wet- en regelgeving. We nemen die wijzigingen kort met u door:
De brutobedragen van het wettelijk minimumloon en het minimumjeugdloon zijn per 1 januari 2020 gestegen met 2,33% ten opzichte van 1 januari 2019 (en met 1,1% ten opzichte van 1 juli 2019). Bovendien geldt sinds 1 juli 2019 dat het wettelijk minimumloon voor volwassenen al geldt vanaf 21 jaar. Op 1 januari 2019 was dit nog vanaf 22 jaar.
De meeste uitkeringen zijn ook gewijzigd, zoals de bijstandsuitkering, AOW en de Wajong. Deze uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Verder is het maximum dagloon verhoogd, waardoor ook de maximale uitkeringen in het kader van WW of WIA zijn verhoogd.
Voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt, geldt vanaf 2020 een tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting in box 1. Tot een belastbaar inkomen van € 68.507 wordt een tarief van 37,35% gehanteerd. Daarboven is het tarief 49,50%. Voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd wel hebben bereikt, gelden nog steeds 3 tariefschijven. De exacte schijfgrenzen zijn afhankelijk van het geboortejaar.
Het tarief voor de premies volksverzekeringen is gelijk aan 2019 en bedraagt in totaal 27,65%. De premies volksverzekeringen bestaan uit premies voor de AOW (17,9%), Anw (0,1%) en Wlz (9,65%).
In 2020 vindt de eerste grote stap in de tariefmaatregel plaats. Dat betekent dat bepaalde aftrekposten niet meer tegen het hoogste tarief van de inkomstenbelasting (49,5%) kunnen worden afgetrokken, maar slechts tegen een tarief van 46%. Het gaat om de volgende aftrekposten:
In de jaren na 2020 gaat het maximale aftrektarief telkens verder omlaag, totdat in 2023 een basis-aftrektarief van 37,1% bereikt is.
De tarieven voor de bijtelling van het eigenwoningforfait voor woningen is verlaagd met 0,05%. Voor woningen met een WOZ-waarde boven de € 1.090.000 blijft het bijtellingspercentage in 2020 gelijk aan dat van 2019 (2,35%).
Voor gezinnen met kinderen zijn de volgende kindregelingen aangepast:
Sinds 2017 hanteert men het uitgangspunt dat het rendement op vermogen afhankelijk is van de hoogte van dat vermogen. Hoe hoger iemands vermogen, des te groter het deel dat belegd wordt, is de gedachte hierbij. Omdat beleggen een hoger rendement oplevert dan sparen, wordt het rendement voor hogere vermogens geacht ook hoger te zijn. Het rendement op sparen is in 2020 gesteld op 0,06% (2019: 0,13%). Het rendement op beleggen op 5,33% (2019: 5,60%).
Er geldt een vrijstelling van € 30.846 (2019: € 30.360) per belastingplichtige. Daarnaast geldt een extra vrijstelling voor groene beleggingen van € 59.477 (2019: € 58.540). Ook voor een uitvaart- of overlijdensrisicoverzekering in box 3 geldt een extra vrijstelling van € 7.232 (2019: € 7.118) per belastingplichtige. Tot slot geldt er een vrijstelling van contant geld van € 543 (2019: € 534) per belastingplichtige.
Schulden komen in mindering op de grondslag sparen en beleggen, waarbij de eerste € 3.100 (idem 2019) per belastingplichtige niet als schuld telt.
Vanaf 2020 komt de inkomensgrens voor huurtoeslag te vervallen. Tot en met 2019 gold nog dat een huurder met een inkomen boven een bepaalde grens in het geheel geen huurtoeslag meer kreeg. Dat had soms tot gevolg dat iemand er door een loonstijging sterk op achteruitging. Vanaf 2020 neemt de huurtoeslag geleidelijk af bij stijgende inkomens. Bij een inkomen van € 31.500 voor een alleenstaande of € 40.500 voor een huurder met een toeslagpartner geldt dat de huurtoeslag is afgebouwd tot 0. De huur zelf blijft gemaximeerd en is afhankelijk van leeftijd en de gezinssituatie. Ook geldt er een vermogensgrens, die ook afhankelijk is van de gezinssituatie.
In 2020 blijft het verplicht eigen risico van de zorgverzekering ongewijzigd (€ 385). De zorgtoeslag is in 2020 maximaal € 1.248 (2019: € 1.200) per jaar voor alleenstaanden en € 2.388 (2019: € 2.316) voor iedereen met een toeslagpartner. De toeslag vervalt voor alleenstaanden boven een inkomen van € 30.481 (2019: € 29.562) en voor partners met een gezamenlijk inkomen boven de € 38.945 (2019: € 37.885). Ook boven een vermogen van € 116.613 (2019: € 114.776) geldt dat er geen recht meer bestaat op zorgtoeslag voor een alleenstaande. Voor iemand met een toeslagpartner is dit maximum € 147.459.
In 2020 bedraagt het maximum bijdrage-inkomen voor de Zvw op jaarbasis € 57.232 (2019: € 55.927). Het percentage inkomensafhankelijke hoge bijdrage voor de Zvw is gedaald naar 6,70% (2019: 6,95%). Verzekeringsplichtigen (lage bijdrage) zijn in 2020 5,45% (2019: 5,70%) verschuldigd over hun bijdrage-inkomen tot een maximum van € 3.119 (2019: € 3.187). Dit percentage geldt onder meer voor zelfstandigen, AOW’ers, ondernemers en pensioengerechtigden.
De AOW-leeftijd blijft in 2020 en 2021 66 jaar en 4 maanden, net als in 2019. In 2022 en 2023 wordt de AOW-leeftijd met 3 maanden verhoogd, in 2024 met 2 maanden. In 2025 is de AOW-leeftijd 67 jaar. Dit komt onder meer doordat een stijgende levensverwachting minder snel doorwerkt in de AOW-leeftijd op grond van het pensioenakkoord.
Sinds 2015 is het inkomen waarover bruto pensioen of een bruto lijfrente opgebouwd kan worden, gemaximeerd. Het maximum inkomen waarover bruto lijfrente- en pensioenopbouw mogelijk is, is in 2020 verhoogd tot € 110.111 (2019: € 107.593).
Bij ontslag kunnen werknemers recht hebben op een transitievergoeding. Ook werknemers met tijdelijke contracten die aflopen. Vanaf 2020 wordt het recht op een transitievergoeding al vanaf de eerste werkdag opgebouwd. Tot en met 2019 gold nog dat een werknemer hierop pas recht had nadat de werknemer 2 jaar in dienst was.
De hoogte van de transitievergoeding is afhankelijk van het aantal dienstjaren van de ontslagen werknemer. De transitievergoeding is 1/3e van het maandsalaris per gewerkt jaar. Er gelden sinds 2020 geen uitzonderingen meer voor werknemers die meer dan 10 jaar in dienst zijn geweest of werknemers van 50 jaar of ouder. Dat was tot en met 2019 nog wel zo. De maximale transitievergoeding is in 2020 € 83.000 (2019: € 81.000) of een jaarsalaris als dat meer is.
De overheid gaat werkgevers vanaf 1 april 2020 compenseren voor de transitievergoeding die ze moeten betalen aan zieke werknemers die ze 2 jaar lang hebben doorbetaald.
Op 1 juli 2019 heeft Nederland ingestemd met de wijziging van een aantal onderdelen van de vierde anti-witwasrichtlijn, daarmee ook wel de vijfde anti-witwasrichtlijn genoemd. In de loop van 2019 zou deze vijfde anti-witwasrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd moeten zijn. Maar dat is niet gelukt.
De belangrijkste inhoud van deze richtlijn was de opzet van een UBO-register. Een UBO is een Ultimate Beneficial Owner of uiteindelijk belanghebbende. Bij een bv of nv gaat het om iemand met 25% of meer van de aandelen of stemrechten, of om iemand met de feitelijke zeggenschap binnen de onderneming. Het register geldt ook voor stichtingen, verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen, maatschappen, vof’s, cv’s, enzovoort. Alleen voor beursgenoteerde vennootschappen, eenmanszaken, publiekrechtelijke rechtspersonen (de Staat, gemeenten en dergelijke) en de Vereniging van Eigenaars geldt het UBO-register niet.
Dit register had op 10 januari 2020 in moeten gaan, maar de Eerste Kamer heeft nog niet ingestemd met het wetsvoorstel hierover. Dat komt onder meer door onduidelijkheid over het waarborgen van de privacy van de betrokken UBO’s. Denk bijvoorbeeld aan de eigenaar van een familiebedrijf van wie een hoop gegevens ineens openbaar worden. Er is discussie over de mogelijkheid van UBO’s om na te gaan welke partij zijn gegevens in het register raadpleegt of hoe vaak die gegevens geraadpleegd worden. Het streven is om het register in het voorjaar van 2020 in te voeren.
De inkeerregeling houdt in dat een belastingplichtige verzwegen inkomen (al dan niet uit niet-opgegeven vermogen) alsnog opgeeft, waardoor de sancties op deze verzwijging lager zijn dan wanneer de belastingplichtige betrapt zou zijn. Deze inkeerregeling wordt steeds soberder en de sancties daarmee steeds hoger. Ook als iemand zelf het verzwegen inkomen meldt bij de belastingdienst. In 2020 gaat de versobering weer een stapje verder op 3 onderdelen:
Ook in de opleidingen van NIBE-SVV komen de wetswijzigingen aan bod. Onder andere in de volgende opleidingen: