Financiële instellingen die gegevens van onrechtmatig handelende klanten in het Extern Verwijzingsregister (EVR) willen plaatsen, krijgen op grond van jurisprudentie voortaan te maken met een dubbele proportionaliteitsafweging. Niet alleen moeten ze de afweging maken óf ze de gegevens registreren, maar ook voor hoelang.
Financiële instellingen mogen onder bepaalde voorwaarden persoonsgegevens van een (potentiële) fraudeur registreren en met elkaar delen. In het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI) is exact vastgelegd hoe en wanneer persoonsgegevens in het Incidentenregister van de financiële instelling en in het Extern Verwijzingsregister (EVR) mogen worden opgenomen. Doel van de registratie is het bewaken van de continuïteit, veiligheid en integriteit van de financiële sector.
Wanneer iemands gegevens in het EVR worden opgenomen, kan dit gedurende langere tijd en bij meerdere financiële instellingen consequenties voor hem of haar hebben. Daarom is aan de registratieduur en de doorhaling van registraties in het PIFI een aantal regels gesteld:
Voorafgaand aan de registratie moet de financiële instelling volgens het PIFI kunnen aantonen dat zij het belang van de sector om te worden gewaarschuwd, heeft afgewogen tegen het belang van betrokkene om beschermd te worden tegen mogelijke nadelige gevolgen van de registratie. Dat eerste belang moet aantoonbaar prevaleren.
De extra proportionaliteitsafweging die financiële instellingen nu moeten maken, is het gevolg van enkele uitspraken (nr. 2015-142, 143, 206 en 237) van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid). In deze uitspraken speelt de registratieduur een rol. Als de veiligheid en integriteit van de financiële sector niet meer gebaat is bij handhaving van registratie in het EVR, is er geen reden de registratie de volle 8 jaar te handhaven. De financiële instelling moet deze tweede proportionaliteitsafweging al bij het registeren in het EVR maken. Voordat zij de persoonsgegevens extern beschikbaar stelt, moet zij beoordelen hoelang die waarschuwing voor de markt beschikbaar blijft.
Recent heeft de Rechtbank Gelderland in een kort geding (niet gepubliceerd) geoordeeld dat de registratie in het EVR na 3 jaar moet worden doorgehaald, omdat dat voor betrokkene de kans op een baan in de financiële sector belemmert. Ondanks dat sprake was van een poging tot oplichting van de verzekeraar voor € 100.000 per jaar, vindt de rechter registratie voor de maximaal toegelaten 8 jaar disproportioneel.
Voorafgaand aan een EVR-plaatsing moet de financiële instelling de (dubbele) proportionaliteitsafweging maken. Daarbij spelen diverse factoren een rol, zoals:
De verzekeraar moet in zijn besluitvorming rekeninghouden met alle ‘verlichtende’ of ‘verzwarende’ omstandigheden en met de mogelijke impact van een EVR-registratie voor de betrokkene.
Meer informatie?