Verzekeraars wordt wel eens verweten dat zij te snel conclusies trekken. Dat zij een definitief oordeel vellen, terwijl zij mogelijk nog niet over alle relevante informatie beschikken. Dat is jammer. Maar het is ronduit ergerlijk dat het Kifid dat gedrag lijkt te stimuleren.
Twee weken geleden stelt het Kifid een verzekeraar in het ongelijk, juist omdat die verzekeraar niet te snel een definitieve conclusie heeft willen trekken. Het gaat om een autoschade (uitgebrande auto) van een kleine € 8.000,- binnen een half jaar na het sluiten van de verzekering. Onderzoek toont aan dat de klant verzwijging heeft gepleegd (de mededelingsplicht heeft geschonden). De verzekeraar had expliciet gevraagd naar (al dan niet voorwaardelijke) ontzeggingen van de rijbevoegdheid en naar een strafrechtelijk verleden. De verzekeringnemer had deze vragen ontkennend beantwoord. Later blijkt dat er enkele tijdelijke ontzeggingen van de rijbevoegdheid zijn geweest (1 keer blokkering rijbewijs vanwege niet betaalde boeten, 1 keer rijverbod vanwege te veel alcohol), alsmede een recente strafrechtelijke veroordeling (rijden onder invloed).
De verzekeraar deelt de klant mee een ‘vermoeden te hebben van frauduleus handelen’ en nodigt de klant uit dat vermoeden te weerleggen. Lukt dat niet, dan wordt de schade niet vergoed en wordt de verzekering beëindigd. Netjes: hoewel het al een heel duidelijke zaak lijkt, geeft de verzekeraar de klant toch gelegenheid het ‘vermoeden’ te weerleggen.
De klant komt niet verder dan enkele schijnargumenten: hij spreekt slecht Nederlands, zijn vrouw heeft het formulier ingevuld, hij had haast op dat moment, de blokkade van het rijbewijs en het rijverbod mag je geen echte rijontzegging noemen en de strafrechtelijke veroordeling is toch geen echt strafrechtelijk verleden. In dat laatste argument gaat het Kifid niet mee; er is wel degelijk sprake van een strafrechtelijk verleden, oordeelt het Kifid.
Maar, onbegrijpelijk voor iedereen die fraudebestrijding in de bedrijfstak een goede zaak vindt, vervolgens krijgt de verzekeraar toch ongelijk. Want: aldus het Kifid, nu de verzekeraar spreekt van een ‘vermoeden van fraude’, is die fraude niet ondubbelzinnig bewezen. En dus mag de verzekeraar zich niet op fraude beroepen. Omdat de verzekeraar naar de mening van het Kifid ook niet aannemelijk kan maken dat hij als redelijk handelend verzekeraar deze verzekering zou hebben geweigerd als de klant hem wel naar behoren had geïnformeerd, mag hij ook op die grond niet afwijzen.
Het Kifid ziet graag dat verzekeraars minder netjes zijn: gewoon meteen ongenuanceerd meedelen aan de klant dat hij opzettelijk heeft gefraudeerd. Geen ruimte voor weerwoord bieden. Kennelijk vindt het Kifid dat je zo met klanten om moet gaan. Onbegrijpelijk.