Auteur: Johan Zwaanswijk
Onlangs mocht ik een training geven aan een groep schadebehandelaars. Jonge, hoogopgeleide dames en heren, die bij een serviceprovider namens een verzekeraar bedrijfsaansprakelijkheidsclaims moesten gaan behandelen.
Het geven van een training is sowieso leuk. En in dit geval een uitdaging, omdat het ging om een groep pas afgestudeerde juristen die heel snel aan hun klus moesten beginnen. Just in time en just enough, oftewel snel en alleen wat nodig is leren. Begrijpelijk. Want waarom zou je van alles moeten weten over de dekking van een AVP terwijl je alleen AVB-claims behandelt? Met een diagnostische toets konden we hun (actuele) kennis van het aansprakelijkheidsrecht meten. Kenden zij bijvoorbeeld het Hangmatarrest en wisten zij óf en zo ja, welke invloed dat had op andere vormen van kwalitatieve aansprakelijkheid?
Met die kennis bleek het wel goed te zitten. Daar waren zij ook op geselecteerd. En dus konden we heel gericht aan de slag met de beoordeling van de dekking van schadegevallen op een AVB/BAV. Heel praktisch en heel wat zinvoller dan hen op te leiden voor het Wft-diploma Adviseur Schadeverzekeringen zakelijk. En toch gebeurt dat laatste ook vaak: een verzekeraar die ook schadebehandelaars verplicht een Wft-diploma te halen. Niet omdat dat bijdraagt aan hun vakbekwaamheid, maar omdat het niet is uit te sluiten dat een schadebehandelaar ook wel eens een klant adviseert. Van de uitzondering wordt de regel gemaakt. Ook dat is begrijpelijk, want de verzekeraar wil niet het risico lopen door de AFM op de vingers getikt te worden. En dus leert de schadebehandelaar in kwestie van alles over inboedelverzekeringen, bedrijfsschadeverzekeringen, technische verzekeringen, et cetera. En oh ja, ook iets over het aansprakelijkheidsrecht (wat niet nodig was) en wat algemeenheden over de AVB.
Een schadebehandelaar behandelt schades en dat zijn werkzaamheden waarvoor de Wft geen vakbekwaamheidseisen stelt. Als een schadebehandelaar adviseert, is dat meestal iets wat gelet op de omstandigheden van het geval wenselijk is (en daarmee wordt invulling gegeven aan de zorgplicht). Stel je voor: een verzekerde belt een schadebehandelaar. Hij is op wintersport en zijn ski’s zijn gestolen. Zijn de kosten van de nieuwe ski’s die hij ter plaatse wil kopen, gedekt onder zijn reisverzekering? De schadebehandelaar ziet dat wintersport niet is meeverzekerd. Hij meldt dus dat er geen dekking is. Maar uit hoofde van diens zorgplicht is het verstandig te adviseren om wintersport direct te verzekeren (want dan zijn ook de gevolgen van een ongeval verzekerd). Als dan voor de doorlopende reisverzekering wordt gekozen, is dat per definitie ook nog goedkoper dan losse reisverzekeringen. Zinvol, goed bedoeld en niet echt ingewikkeld, maar de schadebehandelaar had de klant eigenlijk moeten doorverbinden met een collega die wel een Wft-diploma heeft. Onhandig en niet erg ‘klantbelang centraal’. De klant is beter af met schadebehandelaars die hun vak verstaan, goed opgeleid zijn en hun vak ook doorlopend bijhouden. Aan dat laatste levert de Beursbengel als vakblad pur sang een bijdrage.
Ik pleit ervoor om schadebehandelaars die incidenteel adviseren, omdat dat gegeven de omstandigheden van het geval een noodzakelijk of wenselijk uitvloeisel is van hun feitelijke werkzaamheden, op te leiden als vakmensen, niet als adviseurs. Ik mis deze aanbeveling in de Position paper Vakbekwaamheid van het Verbond. Daarvoor is een aanpassing van het BGfo nodig en hoe dat moet, dat laat ik dan graag weer over aan die specifieke vakmensen.
(Bron: Column ‘Van de redactie’, de Beursbengel , nr. 867, september 2017)