Vanaf 2009 werden pensioenfondsen verplicht om aan de hand van herstelplannen de solvabiliteit te verbeteren. In een recent bulletin laat DNB weten dat, gemeten aan de gemiddelde dekkingsgraad, gemiddeld een kwart van de solvabiliteitsverslechtering ten tijde van de kredietcrisis inmiddels is goedgemaakt.
De belangrijkste determinanten van de dekkingsgraad zijn de rentestand en de aandelenkoersen. In hun beleggingsgedrag spelen de fondsen hier op in. Het herstel van de dekkingsgraad is dan ook vooral toe te schrijven aan de stijgende koersen van zakelijke waarden (aandelen). Maar onder meer omdat de rente verder daalde, bleef het herstel relatief beperkt. Ook de stijging van de levensverwachting, een factor die de fondsen vrijwel niet kunnen beheersen, heeft een nadelig effect op de dekkingsgraad. Dit komt doordat bij een hogere levensverwachting over een groter aantal jaren uitkeringen zullen moeten worden gedaan.
Tussen de fondsen bestaan echter grote verschillen, zo blijkt uit het onderzoek. Circa 10% van de onderzochte pensioenfondsen heeft in de afgelopen 5 jaar per saldo geen stijging of zelfs een daling van de dekkingsgraad geboekt, terwijl de beste 10% een stijging van de dekkingsgraad optekende van meer dan 20%-punt.
Figuur: Stijging dekkingsgraad tijdens herstelplan (2009-2013)
De belangrijkste verklaringen voor de onderlinge verschillen in dekkingsgraadontwikkeling zijn:
Een aantal opleidingen van NIBE-SVV op dit gebied: