Wat staat ons te wachten in 2023?

Iedere medewerker in de financiële dienstverlening met inhoudelijk klantcontact moet op de hoogte zijn van de relevante wijzigingen in de wetgeving. Zoals elk jaar is er op 1 januari weer veel nieuwe wet- en regelgeving van kracht geworden. We geven een beknopt overzicht.

Werk en Inkomen

  • Wettelijk minimumloon en uitkeringsbedragen
    De bruto bedragen van het wettelijk minimumloon en het minimumjeugdloon zijn per 1 januari 2023 gestegen met 10,15% ten opzichte van 1 januari 2022. De meeste uitkeringen, zoals de AOW, Bijstand en de Wajong, zijn ook (sterk) verhoogd. Deze uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon.
  • Maximum dagloon
    Het maximum dagloon is verhoogd, waardoor ook de maximale uitkeringen in het kader van WW of WIA zijn verhoogd.
  • Tarieven box 1
    Voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt, geldt een tweeschijvenstelsel voor de inkomstenbelasting in box 1.

Dat leidt tot de volgende tarieven:

Jonger dan AOW-leeftijd
  Belastbaar inkomen meer dan Maar niet meer dan Totaal tarief Heffing over totaal van de schijven
Eerste schijf  - € 73.031 36,93% € 26.970
Tweede schijf € 73.031  - 49,50%  -
 

Voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd wel hebben bereikt, gelden drie tariefschijven. De exacte schijfgrenzen zijn afhankelijk van het geboortejaar.

AOW-leeftijd en ouder, geboren vanaf 1 januari 1946
  Belastbaar inkomen meer dan Maar niet meer dan Totaal tarief Heffing over totaal van de schijven
Eerste schijf  - € 37.149 19,03% €  7.069
Tweede schijf € 37.149 € 73.031 36,93% € 20.320
Derde schijf € 73.031  - 49,50%  -
AOW-leeftijd en ouder, geboren vóór 1 januari 1946
  Belastbaar inkomen meer dan Maar niet meer dan Totaal tarief Heffing over totaal van de schijven
Eerste schijf  - € 38.703 19,03% € 7.365
Tweede schijf € 38.703 € 73.031 36,93% € 20.042
Derde schijf € 73.031  - 49,50%  -
 

Een deel van de te betalen belasting bestaat uit premies volksverzekeringen. Het tarief voor deze premies volksverzekeringen is in totaal 27,65% (gelijk aan 2022). De premies volksverzekeringen bestaan uit premies voor de AOW (17,9%), Anw (0,1%) en Wlz (9,65%).

  • Afbouw tarief aftrekposten
    Tot 2023 werd het tarief van de aftrekposten in jaarlijkse stappen verminderd. Bepaalde aftrekposten zijn niet meer tegen het hoogste tarief van de inkomstenbelasting (49,5%) aftrekbaar, maar alleen tegen een tarief van 36,93% (2022: maximaal 40%).
    Het gaat om de volgende aftrekposten:
    • Hypotheekrente (rente over een eigenwoningschuld). Voor hypotheekrenteaftrek gold al dat het aftrektarief sinds 2014 stapsgewijs omlaag ging;
    • Ondernemersaftrek (zoals de zelfstandigenaftrek, waarvoor geldt dat deze ook naar beneden gaat);
    • MKB-winstvrijstelling;
    • Terbeschikkingstellingsvrijstelling;
    • Persoonsgebonden aftrek, zoals partneralimentatie of specifieke zorgkosten.
  • Eigenwoningforfait
    Het tarief voor de bijtelling van het eigenwoningforfait voor woningen is verlaagd. Voor de meeste woningen (met een waarde tussen € 75.000 en € 1.200.000) is dit eigenwoningforfait 0,35% (2022: 0,45%). Voor woningen met een WOZ-waarde boven de € 1.200.000 blijft het bijtellingspercentage in 2023 gelijk aan dat van 2022 (2,35% voor zover de waarde hoger is dan € 1.200.000).
  • Wijzigingen heffingskortingen
    • De algemene heffingskorting is maximaal € 3.070 (2022: € 2.888). Voor zover het belastbaar inkomen hoger is dan € 22.660 gaat deze heffingskorting omlaag met 6,095% (2022: 6,007%). Voor inkomens van € 73.031 (2022: €  69.398) of meer betekent dit dat de algemene heffingskorting nihil is.
      Vanaf 2023 geldt bovendien dat de algemene heffingskorting wordt berekend over het verzamelinkomen van de boxen 1, 2 en 3. Tot en met 2022 werd deze heffingskorting alleen berekend over het inkomen in box 1. De verandering houdt in dat iemand die inkomen in box 2 of 3 heeft, hierdoor meer gekort wordt op de heffingskorting, ofwel: de te betalen belasting gaat dan omhoog.
      Voor AOW-gerechtigden geldt een lagere algemene heffingskorting en een lager afbouwpercentage.
    • De arbeidskorting is maximaal € 5.052 (2022: € 4.260). De opbouw van de arbeidskorting geschiedt over drie schijven en het maximum wordt bereikt bij een inkomen van € 37.691. Voor zover het belastbaar inkomen hoger is dan €  37.691 gaat deze heffingskorting omlaag met 6,51% (2022: 5,86%). Voor inkomens boven de € 115.295 (2022: € 109.346) is de arbeidskorting nihil.
      Ook voor de arbeidskorting gelden andere bedragen en afbouwpercentages voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd bereikt hebben.
    • De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK): voor inkomens tot € 5.547 (2022: € 5.219) is er geen IACK. Voor zover het belastbaar inkomen hoger is dan € 5.547 begint de IACK op te bouwen met 11,45% (idem 2022) tot een maximum van € 2.694 (2022: € 2.534). Dit maximum wordt bereikt bij een belastbaar inkomen van € 29.075 (2022: € 27.350).
    • De ouderenkorting bedraagt in 2023 maximaal € 1.835 (2022: € 1.726). Dit maximum wordt afgebouwd met 15% (net als in 2022) vanaf een verzamelinkomen van € 40.888 (2022: € 38.464). Boven een inkomen van € 53.122 (2022: € 49.971) is de ouderenkorting afgebouwd tot nul.
  • Kindregelingen
    Voor gezinnen met kinderen zijn de volgende kindregelingen aangepast:
  • Het kindgebonden budget is € 1.653 (2022: € 1.220) voor het eerste kind. Voor het tweede en volgende kind(eren) is dit € 1.532 per kind (2022: € 1.106 voor het tweede kind en € 1.001 voor het derde en de volgende kinderen).
  • De Kinderopvangtoeslag is geïndexeerd en beleidsmatig extra verhoogd. Het maximumtarief voor dagopvang is € 9,12 per uur (2022: € 8,50). Voor BSO of gastouderopvang ligt dit bedrag lager (€ 7,85 respectievelijk € 6,85).
  • Overbruggingswetgeving box 3
    Sinds 2017 gaat men uit van een rendement op vermogen dat afhankelijk is van de hoogte van dat vermogen. De Hoge Raad stelde op 24 december 2021 (het Kerstarrest) dat dit onrechtmatig is. De Hoge Raad vindt dat alleen werkelijke inkomsten van vermogen belast mogen worden. Het lukt echter niet om die belastingheffing in te voeren op korte termijn. Op basis van het arrest en de problemen met invoering van een nieuwe box 3-belasting zijn twee wetten ingevoerd. Allereerst de Wet rechtsherstel box 3. Daarin is geregeld dat iedereen die bezwaar heeft gemaakt over de box 3-belasting tussen 2017 en 2021 op basis van een nieuwe berekening mogelijk belasting terugkrijgt. Voor niet-bezwaarmakers geldt deze regeling niet.
    Daarnaast geldt als tussenoplossing voor een nieuwe box 3-belasting ingaande 2026 (is de hoop) de Overbruggingswet box 3. Die duurt dus tot en met 2025.
    De overbruggingswetgeving zou de realiteit meer benaderen dan de oude wetgeving, omdat men uitgaat van de werkelijke vermogenssamenstelling. Dat wil zeggen: er zijn drie categorieën vermogen. Voor elk van die categorieën geldt een fictief rendement:
    • Spaargeld (fictief rendement over 2023 wordt pas bekend in 2024);
    • Overige bezittingen (fictief rendement in 2023: 6,17%);
    • Schulden (fictief rendement over 2023 wordt pas bekend in 2024).

Voor het totaal aan bezittingen geldt een vrijstelling van het heffingsvrij vermogen van €  57.000 per belastingplichtige (2022: € 50.650). Voor schulden geldt een schuldendrempel van € 3.400 (2022: € 3.200).

Het belastingtarief in box 3 gaat omhoog naar 32% van het fictieve belaste rendement (2022: 31%).

Het voorbeeld hierna geeft aan hoe de berekening van de belasting in zijn werk gaat:

Voorbeeld belasting box 3 in 2023
Een belastingplichtige heeft op 1 januari 2023 de volgende bezittingen en schulden:
- € 200.000 spaargeld (stel het fictieve rendement op spaargeld wordt 0,05%);
- € 100.000 beleggingen (fictief rendement is 6,17%)
- € 53.400 schulden (stel het fictieve negatieve rendement op schulden wordt 3%)

De berekening van de box 3-belasting verloopt zo:

Rendement spaargeld: 0,05% x € 200.000 = €    100
Rendement beleggingen: 6,17% x € 100.000 = € 6.170
Rendement schulden: 3% x € 50.000 = € 1.500 (negatief, na aftrek schuldendrempel)
Totaal rendement: € 4.770


Het totale vermogen is € 300.000 -/- € 50.000 (na schuldendrempel) = € 250.000.
Het rendementspercentage dat is behaald op dit vermogen is € 4.770/€ 250.000 = 1,908%.
Dit percentage moet worden toegepast op de vermogensgrondslag box 3.
Die is € 200.000 (sparen) + € 100.000 (beleggen) -/- € 50.000 (schuld na schuldendrempel) -/- € 57.000 (vrijstelling) = € 193.000.
Het totaal te belasten fictieve rendement is dan € 193.000 x 1,908% = € 3.682.
De te betalen belasting is € 3.682 x 32% = € 1.178.

  • Andere weging waarde verhuurde woningen
    Belastingplichtigen die een woning verhuren, moeten daarnaast rekening houden met een extra belastingverzwaring. Tot en met 2022 gold een korting op de waarde van de woning (leegwaarderatio) als die verhuurd werd. In 2023 wordt die korting voor veel verhuurders afgeschaft of sterk verlaagd. Daardoor wordt de waarde van deze ‘overige bezitting’ niet alleen belast tegen 6,17%, maar ook met een hogere waarde als uitgangspunt.
  • Vrijstellingen box 3
    Naast de eerder genoemde algemene vrijstelling, is er een extra vrijstelling voor groene beleggingen van € 65.072 (2022: € 61.215). Ook voor een uitvaart- of overlijdensrisicoverzekering in box 3 is er een extra vrijstelling van € 7.913 (2022: € 7.444) per belastingplichtige. Tot slot geldt er een vrijstell
  • Overige relevante fiscale wijzigingen
    Er zijn nog enkele relevante wijzigingen op fiscaal gebied die het vermelden waard zijn:
    • De middelingsregeling vervalt. Deze regeling biedt mensen met een sterk wisselend inkomen in box 1 de mogelijkheid om hun inkomen over drie jaar te middelen. Deze regeling wordt per 1 januari 2023 afgeschaft. Het laatste tijdvak waarover nog gemiddeld kan worden is 2022-2023-2024.
    • Ondernemers kunnen vanaf 2023 geen oudedagsreserve meer opbouwen. Deze oudedagsreserve bood ondernemers een mogelijkheid om op de balans geld te reserveren, zodat ze bij verkoop van de onderneming een bedrag als oudedagsvoorziening konden omzetten in een periodieke uitkering. Dit kan dus vanaf 2023 niet meer. Bestaande oudedagsreserves worden gerespecteerd.
    • De zelfstandigenkorting wordt versneld afgebouwd. Deze korting op de belastbare winst uit onderneming gaat in stapjes omlaag van € 6.310 in 2022 naar € 900 in 2027.
    • De onbelaste reiskostenvergoeding gaat in 2023 naar € 0,21 per kilometer (2022: € 0,19). In 2024 komt er nog € 0,01 per kilometer bij.
    • Directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) mogen (naast een eigenwoningschuld) niet meer dan € 700.000 van hun eigen bv lenen. Doen ze dat toch, dan wordt het meerdere belast in box 2 van de inkomstenbelasting. Het tarief in box 2 is 26,90% (net als in 2022).

Ontwikkelingen STAP-budget

De fiscale aftrek voor scholingsuitgaven is op 1 januari 2022 vervallen. Daarvoor is een subsidie van maximaal € 1.000 (incl. btw) per persoon in de plaats gekomen. De subsidie heet STAP, wat staat voor STimulering Arbeidsmarkt Positie. Iedere natuurlijke persoon met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt komt hiervoor in aanmerking. Dit STAP-budget dreigt aan populariteit ten onder te gaan. Er wordt veel gebruik van gemaakt, ook voor opleidingen die eigenlijk niet-aantoonbaar bijdragen aan carrièrestappen.
Het STAP-budget blijft bestaan. Maar er wordt een pauze genomen om uit te zoeken of alle in het STAP-register opgenomen opleidingen wel voldoen aan de eisen. Daarnaast worden aanvragen van opleidingen getoetst op strengere criteria. Pas op 28 februari 2023 gaat het eerste budgettijdvak lopen.
Bekijk hier meer informatie over STAP.

Zorg

  • Verplicht eigen risico blijft gelijk op € 385
    In 2023 bedraagt het verplicht eigen risico van de zorgverzekering € 385 (ongewijzigd). Dit eigen risico geldt voor alle verzekerden vanaf 18 jaar.
  • Wijzigingen zorgtoeslag in 2023
    De zorgtoeslag is in 2023 maximaal € 154 (2022: € 111) per maand (€ 1.858 per jaar) voor alleenstaanden en € 265 (2022: € 212) voor iedereen met een toeslagpartner (€ 3.180 per jaar). De toeslag vervalt voor alleenstaanden met een inkomen boven € 38.520 (2022: € 31.998) en voor partners met een gezamenlijk inkomen boven de € 48.224 (2022: € 40.944).
    Ook boven een vermogen van € 127.582 (2022: € 120.020) geldt dat er geen recht meer bestaat op zorgtoeslag voor een alleenstaande. Voor iemand met een toeslagpartner is dit maximum € 161.329.
  • Maximum bijdrage-inkomen Zorgverzekeringswet (Zvw) verandert
    In 2023 bedraagt het maximum bijdrage-inkomen voor de Zvw op jaarbasis € 66.956 (2022: € 59.706). Het percentage inkomensafhankelijke hoge bijdrage voor de Zvw wordt 6,68% (2022: 6,75%). Verzekeringsplichtigen (lage bijdrage) zijn in 2023 5,43% (2022: 5,50%) verschuldigd over hun bijdrage-inkomen tot een maximum van € 3.635 (2022: € 3.433). Dit percentage geldt onder meer voor zelfstandigen, AOW’ers, ondernemers en pensioengerechtigden.

Toekomstvoorzieningen

  • AOW-leeftijd
    De AOW-leeftijd stijgt in 2023 naar 66 jaar en tien maanden. Dat is drie maanden hoger dan in 2022.
    In 2024 gaat de AOW-leeftijd met 2 maanden omhoog, zodat deze uitkomt op 67 jaar. In 2025, 2026 en 2027 blijft deze 67 jaar. Voor de jaren erna wordt de verhoging van de AOW-leeftijd bepaald aan de hand van de CBS-prognose van de levensverwachting.
    De AOW zelf stijgt mee met het minimumloon. Dat is dus een grote stijging, van 10,15%. Daar staat tegenover dat een toeslag (de inkomensondersteuning AOW) afgebouwd wordt. Een meerderheid van de Tweede en Eerste Kamer wil die afbouw niet. Beide Kamers willen deze afbouw terugdraaien, maar daar is (nog) geen budget voor gevonden. Mocht dat wel gebeuren, dan is dat op zijn vroegst op 1 juli 2023.
  • Verhoging aftoppingsgrens lijfrente- en pensioenopbouw
    Sinds 2015 is het inkomen waarover brutopensioen of een brutolijfrente opgebouwd kan worden gemaximeerd. Het maximum inkomen waarover brutolijfrente- en pensioenopbouw mogelijk is, is in 2023 verhoogd tot € 128.810 (2022: € 114.866).
  • Wet toekomst pensioenen aangenomen
    Op 22 december 2022 is de Wet toekomst pensioenen (Wtp) aangenomen. Op 1 juli 2023 moet die in werking treden, hoewel dan nog niet iedereen er iets van merkt. Pensioenuitvoerders hebben tot 2027 om aan de nieuwe wetgeving te voldoen.
    Dit nieuwe pensioenstelsel zorgt ervoor dat als het economisch goed gaat de pensioenen sneller omhoog kunnen. Pensioenen kunnen ook omlaag gaan als het economisch erg tegen zit. Er zijn wel meerdere mechanismen ingebouwd om dat te voorkomen. Zo komt er een solidariteitsreserve om verliezen op te vangen en kunnen verlagingen uitgesmeerd worden over meerdere jaren.
    Daarnaast maken de nieuwe regels duidelijker wat iemand opbouwt en sluiten ze beter aan bij het feit dat mensen niet meer 40 jaar bij één baas werken. Er zijn nog diverse ‘losse eindjes’: zo is nog niet bekend hoe de al opgebouwde pensioenaanspraken moeten worden verrekend naar pensioen volgens het nieuwe stelsel (technisch heet dat ‘invaren’). Daarnaast hebben veel (oud-)werknemers eigenlijk te weinig pensioenrechten opgebouwd in verhouding tot hun inleg. Dat komt doordat in het huidige stelsel de jongeren meebetalen aan het pensioen van ouderen. Iedereen vanaf ongeveer 45 jaar oud moet daarvoor nog gecompenseerd worden. Hoe die compensatie eruit komt te zien, is nog niet bekend.
  • Ontslagvergoeding
    Bij ontslag kunnen werknemers recht hebben op een transitievergoeding (dus ook werknemers met tijdelijke contracten die aflopen). De maximale transitievergoeding is in 2023 € 89.000 (2022: € 86.000) of een jaarsalaris, als dat hoger is.

Overige relevante wet- of regelgeving

Enkele overige punten die relevant zijn voor de adviespraktijk:

  • Indexatie alimentatiebedragen
    De alimentatie wordt in 2023 met 3,4% geïndexeerd, op basis van de gestegen kosten van levensonderhoud.
  • Verhoging wettelijke rente
    De wettelijke rente gaat van 2% naar 4% in 2022. De laatste aanpassing was in 2015. De wettelijke rente is ook van belang voor de vaststelling van de maximale kredietvergoeding. Die is namelijk 8 procentpunt hoger dan de wettelijke rente en wordt hierdoor (weer) 12%.
  • Vergelijkingskaart uitgesteld
    Het Dienstverleningsdocument zou op 1 januari 2023 vervangen moeten worden door de Vergelijkingskaart. Die vergelijkingskaart is nog iets ingewikkelder, en er staan nog enkele vragen open over de invulling. Om een zorgvuldige invoering te waarborgen, is deze uitgesteld tot 1 april 2023 (verwacht de AFM).
  • Inzage UBO-register (voorlopig) geblokkeerd
    Uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) zijn verplicht om zich in te schrijven in het UBO-register. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bepaald dat de inzagecriteria voor UBO-registers onvoldoende zijn onderbouwd en daarmee mogelijk te ruim zijn. In beginsel was het in Nederland zo dat iedereen tegen betaling inzage kon krijgen in het UBO-register (tot op zekere hoogte). Het doel daarvan is nooit vastgesteld, terwijl het wel (grove) inbreuk kan maken op de privacy van de geregistreerde persoon. Het register blijft wel gewoon bestaan, maar inzage in het register is vooralsnog beperkt tot met name opsporingsdiensten en andere overheidsinstanties. De registratieverplichting voor UBO’s blijft ook.
 

Attentie: Alle wetgeving die in dit artikel genoemd is, ligt vast. Maar dat betekent niet dat het kabinet in de loop van het jaar geen verdere aanpassingen door kan voeren. De vorige kabinetten hebben herhaaldelijk nog diverse wetswijzigingen doorgevoerd.

Meer hierover?

Ook in enkele opleidingen van NIBE-SVV kom je meer over deze onderwerpen te weten:

 

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen met onze PA-tool Wft Triple A!

Deel dit artikel
Wellicht ook interessant
Heb je vragen?
Onze opleidingsadviseurs zijn nu telefonisch bereikbaar. Op werkdagen van 08.30 tot 17.00 uur. WhatsApp van 10.00 tot 16.00 uur.
Schrijf je in voor de Nieuwsbreak
Ontvang maandelijks het laatste nieuws uit de financiële sector en van NIBE-SVV in je mailbox.
Incompany mogelijkheden

Wil je met je team, afdeling of organisatie je kennis en vaardigheden vergroten? Volg samen een training uit ons uitgebreide aanbod. Ook maatwerk mogelijk!