Bij pensioen zijn er regelmatig discussies tussen de pensioenuitvoerders en deelnemers aan de pensioenregeling. Die gaan vaak over de ruilmogelijkheid van ouderdomspensioen in partnerpensioen of omgekeerd van partnerpensioen in ouderdomspensioen. Ook het aanpassen van het niet-juist berekende pensioen en terugvordering van te veel of ten onrechte uitgekeerd pensioen levert discussies op. Waar moet je op letten?
Voor de ruil van pensioen zijn er gewoonlijk twee momenten, te weten het einde van de deelneming aan de pensioenregeling, meestal het einde van het dienstverband, en de ingang van het pensioen.
Bij het einde van de deelneming krijgt de deelnemer een UPO (uniform pensioenoverzicht) einde deelneming. In het UPO is opgenomen hoeveel ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen de deelnemer heeft opgebouwd. De pensioenuitvoerder wijst de deelnemer ook op de ruilmogelijkheden die er zijn. De pensioenuitvoerder stuurt in vervolg op en aangekondigd in het UPO hier later een aparte brief over met verdere informatie en een keuzeformulier. De deelnemer moet, als hij wil ruilen, het keuzeformulier invullen en op tijd aan de pensioenuitvoerder terugsturen. Doet hij dit niet, dan vindt er geen ruil plaats.
Heeft er bij het einde van de deelneming geen ruil van pensioen plaatsgevonden, dan is er geen man overboord als de deelnemer later alsnog wil ruilen. Hij krijgt een tweede kans bij de ingang van zijn pensioen. Maar het komt voor dat de deelnemer overlijdt in de periode tussen het einde van de deelneming en de ingang van het pensioen. De partner komt dan wel eens tot de vervelende ontdekking dat het partnerpensioen laag is en wil alsnog ouderdomspensioen voor meer partnerpensioen ruilen. Dit is niet mogelijk. Het ruilen van ouderdomspensioen voor meer partnerpensioen is een recht van de deelnemer en niet van de partner.
Deelnemer beëindigde zijn dienstverband en daarmee zijn deelneming aan de pensioenregeling. Hij startte een eigen onderneming. De pensioenuitvoerder heeft de UPO en de daarop volgende brief verstuurd, maar deelnemer heeft er niet op gereageerd. Vervolgens overlijdt hij en ontdekt zijn partner dat het partnerpensioen erg laag is. Zij vraagt de pensioenuitvoerder om alsnog ouderdomspensioen te ruilen voor meer partnerpensioen. De partner onderbouwt het verzoek met het argument dat zij en haar man de op het UPO volgende brief nooit hebben ontvangen. Dit argument heeft de partner niet geholpen. Het UPO en andere post met informatie over (de hoogte van) het pensioen zijn altijd aangekomen, dus het is niet waarschijnlijk dat de brief niet is aangekomen. Bovendien had de deelnemer, als hij pensioen had willen ruilen, aan de pensioenuitvoerder kunnen vragen waar de brief bleef. Dit heeft de deelnemer niet gedaan. Verder toonde de pensioenuitvoerder aan dat de deelnemer na het einde van het dienstverband een paar maal had ingelogd op zijn (afgeschermde) deel van het dashboard van de pensioenuitvoerder. Hier kon hij én de (geringe) hoogte van het partnerpensioen zien én de brief over het ruilen lezen, maar dit was voor hem blijkbaar geen reden geweest om contact op te nemen met de pensioenuitvoerder.
Het komt voor dat een deelnemer bij de ingang van het ouderdomspensioen niet voor het ruilen van pensioen kiest, maar later op deze ‘keuze’ wil terugkomen. Dit is niet mogelijk, een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk. Zou het wel mogelijk zijn, dan krijgen deelnemer en pensioenuitvoerder met verrekening en terugvorderingsproblemen te maken.
Het ouderdomspensioen van de deelnemer is ingegaan en het partnerpensioen voor het geval de deelnemer onverhoopt komt te overlijden, is vastgesteld. Er heeft geen ruil plaatsgevonden. Op een gegeven moment realiseert de deelnemer zich dat het ouderdomspensioen niet al te hoog is. De partner is bereid mee te werken aan de ruil van het partnerpensioen voor meer ouderdomspensioen. Deelnemer en partner vragen de pensioenuitvoerder om de ruil van partnerpensioen voor meer ouderdomspensioen alsnog toe te staan. De pensioenuitvoerder weigert medewerking. Deelnemer heeft niet vóór/bij de ingang van het pensioen voor ruil gekozen. Hiermee is de ‘keuze’ om niet te ruilen onherroepelijk geworden. Een dergelijke keuze kan later niet gewijzigd worden, omdat de gewijzigde keuze betrokkenen ‘beter uitkomt’. Het zou tot antiselectie kunnen leiden.
Bij de aanvraag van het ouderdomspensioen heeft de deelnemer een verkeerd vinkje gezet. Hierdoor heeft er geen ruil van een deel van het ouderdomspensioen voor een hoger partnerpensioen plaatsgevonden. Een aantal jaren na de ingang van het ouderdomspensioen realiseren deelnemer en zijn partner dat het partnerpensioen heel laag is. Zij vragen de pensioenuitvoerder om alsnog een deel van het ouderdomspensioen te mogen ruilen voor een hoger partnerpensioen. De pensioenuitvoerder weigert medewerking. De deelnemer is meerdere keren geïnformeerd over de geringe hoogte van het partnerpensioen. Bij de aanvraag en de ingang van het ouderdomspensioen is hij met cijfervoorbeelden gewezen op de gevolgen van ruilen en niet ruilen. Na de ingang van het ouderdomspensioen is de deelnemer geïnformeerd over de hoogte van het toegekende ouderdomspensioen en (geringe) partnerpensioen. Dit is voor de deelnemer geen reden geweest om contact op te nemen met de pensioenuitvoerder. Dit doet hij pas na een aantal jaren en dat is te laat. Het alsnog ruilen van een deel van het ouderdomspensioen voor een hoger partnerpensioen zou ook betekenen dat de deelnemer tot dan toe te veel ouderdomspensioen heeft ontvangen. Dit te veel ontvangen ouderdomspensioen (dat ook aan de partner ten goede is gekomen) zou de deelnemer moeten terugbetalen, eventueel via verrekening met toekomstige termijnen van het ouderdomspensioen.
Praktijkgeval 3 is een mooi bruggetje naar de aanpassing van niet-juist berekend pensioen en terugvordering van te veel of ten onrechte uitgekeerd pensioen. Aanpassing en terugvordering van te veel of ten onrechte uitgekeerd pensioen doen zich bij alle pensioensoorten voor, dus bij ouderdomspensioen, partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. In het algemeen is, ook in de jurisprudentie, geaccepteerd dat een onjuist berekend pensioen in ieder geval voor de toekomst op het juiste bedrag mag worden vastgesteld. Veel pensioenuitvoerders hebben dit uitdrukkelijk in de pensioenregeling opgenomen. In uitzonderingsgevallen kan het gebeuren dat een deelnemer op basis van de onjuiste toekenning van het pensioen financiële verplichtingen is aangegaan, die hij na aanpassing van het pensioen niet meer kan nakomen. Dit kan (bij uitzondering) aanleiding zijn om het pensioen niet naar beneden bij te stellen of voor een kleiner bedrag. Uiteraard moet de deelnemer aan de hand van documenten aantonen hoe en wat de financiële verplichtingen zijn die hij niet meer kan nakomen.
Het is ook geaccepteerd dat te veel of ten onrechte uitgekeerd pensioen mag worden teruggevorderd.
Bij de terugvordering moet gekeken worden of de deelnemer had kunnen weten dat hij te veel pensioen ontving. Dit is het element van kenbaarheid. De informatie die de pensioenuitvoerder over het recht op en de voorwaarden van de uitkering aan de deelnemer heeft gegeven is hierbij van belang. Dit speelt bijvoorbeeld vaak bij het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen. In welke gevallen heeft de deelnemer naast zijn WAO- of WIA-uitkering recht op een (aanvullend) arbeidsongeschiktheidspensioen van zijn pensioenuitvoerder? Is de deelnemer hier voldoende vaak en duidelijk op gewezen? Heeft de deelnemer de door de pensioenuitvoerder gevraagde informatie over zijn WAO- of WIA-uitkering (steeds) aan de pensioenuitvoerder gestuurd? Als de deelnemer dit niet heeft gedaan, dan speelt het element van toedoen. De deelnemer is zelf ‘schuldig’ aan de onjuiste uitkering en de terugvordering.
Van belang is hoe en wanneer de pensioenuitvoerder heeft ontdekt dat de pensioenuitkering niet juist was. En of de pensioenuitvoerder vervolgens tijdig actie heeft ondernomen, bijvoorbeeld in het geval de pensioenuitvoerder een rekenfout heeft gemaakt. Het risico bestaat dat de pensioenuitvoerder (een deel van) zijn vordering niet kan incasseren, omdat er bij niet-tijdige actie sprake kan zijn van verjaring. Bij een rekenfout van de pensioenuitvoerder is er in ieder geval regelmatig discussie of die fout voor rekening van de deelnemer moet komen. De uitkomst van de discussie hangt af van de feiten. Ook speelt de kennis/wetenschap van de deelnemer een rol. Als bijvoorbeeld de uitkering van het ouderdomspensioen (te) hoog is in vergelijking met het salaris van de deelnemer, had dit voor de deelnemer misschien reden moeten zijn om contact op te nemen met de pensioenuitvoerder.
Wat dit alles leert, is dat pensioen en pensioenuitkeringen meer aandacht verdienen dan ze nu krijgen. Het lezen van pensioeninformatie is misschien niet het meest boeiende om te doen, maar wel uiterst belangrijk.
Deelnemers en hun adviseurs moeten opletten en de brieven en andere communicatie van pensioenuitvoerders goed lezen, met elkaar bespreken en zo nodig navraag doen. Pensioen is tenslotte een bron van inkomen als men niet meer werkt of door arbeidsongeschiktheid niet meer kan werken.
Wil je nog veel meer weten over pensioen, bekijk dan onze opleidingen op dit gebied: