Op Prinsjesdag, 20 september 2022, heeft het kabinet zijn plannen voor 2023 bekendgemaakt. In dit artikel vatten we de voor medewerkers in de financiële dienstverlening meest relevante overheidsplannen samen. De dagen na Prinsjesdag volgen stevige discussies over de inhoud (de Algemene Politieke Beschouwingen) en de ervaring leert dat er op basis van die discussies nog veel kan veranderen.
Koning Willem-Alexander opende de Troonrede met te wijzen op de tegenstrijdigheid van enerzijds lage werkloosheid en economische groei en anderzijds steeds meer mensen die niet meer rondkomen. Als burgers mogen we oplossingen verwachten voor problemen op de arbeidsmarkt, het klimaat, energie en stikstof. Maar we moeten geduld hebben. Grote veranderingen worden geleidelijk verwezenlijkt. Daarbij moet vooral constructief samengewerkt worden, want dat maakt Nederland sterker dan polarisatie, was de boodschap van het kabinet. Volgens het kabinet moeten er keuzes worden gemaakt om alle problemen het hoofd te bieden: compensatie van koopkrachtdaling kost nu eenmaal geld, en iemand moet dat uiteindelijk ophoesten.
Concrete voor de financiële dienstverlening relevante plannen die in de Troonrede zijn uitgesproken, zijn:In de Miljoenennota die het kabinet op Prinsjesdag presenteerde, was nog niet het recente plan omtrent het tariefplafond voor energie verwerkt. Het overheidstekort wordt daardoor waarschijnlijk tussen de € 5 en € 10 miljard groter. In de Miljoenennota wordt nog uitgegaan van een oplopend begrotingstekort van 0,9% in 2022 tot een tekort in 2023 van 3%.
De Miljoenennota gaat uit van een economische groei in 2023 van nog maar 1,5%, in 2022 is die nog 4,6%. Eind van 2022 is de staatschuld 49,8% van het bbp. Dat wordt in 2023 49,5%.
Onder grote tijdsdruk is het kabinet met een plan gekomen dat energielasten voor iedereen betaalbaar moet houden. De precieze vormgeving van het tijdelijke prijsplafond wordt momenteel nog verder uitgewerkt met de sector.
Het prijsplafond zorgt niet voor net zulke lage prijzen als in 2021, maar geeft wel zekerheid over hoeveel hoger de rekening wordt.
Verder mogen consumenten die de rekening niet kunnen betalen, niet afgesloten worden in de periode van 1 oktober 2022 tot 1 april 2023. Er komt een noodfonds voor klanten met een financieel probleem. En zij moeten een betalingsregeling aangeboden krijgen. Tot slot is het kabinet voornemens om energieleveranciers weer te verplichten om vaste contracten aan te bieden. Die zijn er momenteel niet.
De verlaging van de energiebelasting (een energietoeslag van maximaal € 1.300) blijft ook in 2023 mogelijk, maar alleen voor mensen met lage inkomens. Door het voor midden- en hogere inkomens af te schaffen, komt een deel van het budget vrij voor het prijsplafond.
De koopkracht van veel Nederlanders is in 2022 met 7% gedaald. Dat is vooral het gevolg van de enorme inflatie (12% in augustus 2022).
Het is moeilijk aan te geven wat de koopkrachteffecten van de kabinetsplannen in 2023 zullen zijn. Door alle maatregelen neemt de koopkracht naar verwachting in 2023 voor vrijwel iedereen toe ten opzichte van 2021. De lage- en middeninkomens (uitkeringsgerechtigden en werknemers) gaan erop vooruit. Zelfstandigen daarentegen gaan er tot zo’n 8,5% op achteruit. Ook directeuren-grootaandeelhouders leveren flink in.
De tariefschijven in de inkomstenbelasting worden aangepast. Sinds 2020 is er sprake van een tweeschijvenstelsel (Voor AOW-gerechtigden gelden nog wel drie tarieven. Voor het gemak zijn die hier buiten beschouwing gelaten). Het schema hierna toont de wijzigingen in 2023 ten opzichte van 2022 voor mensen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt:
2022 | 2023 | |
Tarief schijf 1 | 37,07% | 36,93% |
Tarief schijf 2 | 49,50% | 49,50% |
Grens schijf 1 | € 69.398 | € 73.031 |
Een voorbeeld: een belastingplichtige werknemer die € 60.000 bruto per jaar verdient, betaalt dus € 84 minder inkomstenbelasting in het jaar 2023 ten opzichte van 2022.
Een ander belangrijk onderdeel van de inkomstenbelasting is het systeem van de heffingskortingen. De maximale algemene heffingskorting gaat in 2023 van € 2.888 naar € 3.070. De afbouw van deze heffingskorting voor inkomens in 2023 boven de € 22.660 (2022: € 21.317) gaat wel sneller: 6,095% (2022: 6,007%) van het inkomen boven die grens.
Daarnaast verandert er iets wezenlijks in de algemene heffingskorting: de afbouw van deze korting gebeurde alleen vanaf het afbouwpunt aan inkomen in box 1 (werk en woning). De afbouw zal in 2023 plaatsvinden over het verzamelinkomen. Dat betekent dat iemand met een box 2- of box 3-inkomen een lagere algemene heffingskorting gaat krijgen. Anders gezegd: de belasting in box 2 en box 3 neemt toe door deze wijziging.
De maximale arbeidskorting gaat omhoog van € 4.260 naar € 5.052. De afbouw van die arbeidskorting neemt met 6,51% (2022: 5,86%) af boven een inkomen van € 37.626 (2022: € 36.649).
De inkomensgrens is een schatting. Die moet nog definitief worden vastgesteld. En voor lagere inkomens gelden andere maximale bedragen.
Een alleenstaande werknemer met een inkomen van € 60.000 gaat erop vooruit in 2023:
Effect tarieven inkomstenbelasting: | € 84 (minder IB, meer inkomen) |
Effect Algemene heffingskorting: | € 230 |
Effect Arbeidskorting: | € 703 |
Totaal: | € 1.017 (bijna € 85 per maand) |
De ouderenkorting voor pensioengerechtigden met een laag inkomen gaat in 2023 met € 109 omhoog naar € 1.835. De ouderenkorting wordt afgebouwd met 15% voor zover het inkomen uitkomt boven de € 40.888 (2022: € 38.464).
De IACK is een extra belastingkorting voor werkenden met een kind onder de 12 jaar. Als de belastingplichtige een partner heeft, geldt de IACK alleen voor de minstverdienende partner. De IACK begint op € 0 en neemt toe met 11,45% van het inkomen, voor zover dat hoger is dan € 5.547 (2022: € 5.219). De IACK is nooit hoger dan € 2.694 (2022: € 2.534).
Vanaf 2025 wordt de IACK helemaal afgeschaft. Dat wil zeggen dat deze niet meer geldt voor ouders van kinderen die geboren zijn op of na 1 januari 2025. Voor kinderen die tot en met 2024 geboren zijn, geldt dat de ouders overgangsrecht krijgen: tot hun jongste kind 12 jaar wordt, blijven zij IACK ontvangen. Daarmee verdwijnt de IACK in 2037 dus echt.
Voor zelfstandigen zijn de belastingplannen in lijn met wat eerder is ingezet: de fiscale voordelen worden verder afgebouwd. Een zelfstandige had in 2019 nog een zelfstandigenaftrek van € 7.280. Dit bedrag komt standaard in mindering op de brutowinst uit onderneming en is dus onbelast. Het is dus geen ‘heffingskorting’, zoals de hiervoor genoemde kortingen.
Sinds het Belastingplan 2021 wordt de afbouw van de zelfstandigenaftrek versneld en bovendien verder verlaagd. Vanaf 2023 wordt deze aftrek nog veel sneller afgebouwd.
De verlaging wordt € 1.280 per jaar en komt op € 5.030 (in 2022: € 6.310). Tot 2027 wordt de zelfstandigenaftrek verlaagd tot € 900 (vorig jaar werd voorzien in verlaging tot € 4.120 in 2028).
Het kabinet beoogt hiermee de belastingdruk voor zelfstandigen te verhogen tot die van werknemers.
Wel gaat de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet omlaag. Voor zelfstandigen gaat die van 5,50% (2022) naar 5,43% (2023).
Daarentegen heeft de tariefmaatregel weer een lastenverzwarend effect op zzp’ers met een hoger inkomen. De mkb-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek kunnen in 2023 maximaal tegen het tarief van 36,93% afgetrokken worden (2022: 40%).
De aftrekposten van zelfstandigen worden sinds het Belastingplan 2019 al versoberd. In 2023 is het eindpunt van de tariefmaatregel bereikt.
De Hoge Raad gaf op 24 december 2021 aan dat de box 3-belasting in de huidige vorm niet was toegestaan. Bezwaarmakers worden gecompenseerd. En verder geldt voor iedereen wiens belastingaanslag over de jaren 2017 tot en met 2020 nog niet onherroepelijk vaststaat, dat ze mogelijk gecompenseerd kunnen worden. Het wetsvoorstel ‘Rechtsherstel box 3’ voorziet in een bepaalde berekening, met een vastgesteld fictief rendement. Voor de jaren 2021 en 2022 geldt dat de belastingaanslag ook nog niet definitief is en dan geldt dezelfde berekeningsmethodiek.
Van 2023 tot en met 2025 blijft dit systeem ook gehandhaafd: belastingplichtigen worden belast naar de werkelijke verhouding in vermogenscategorieën, maar wel tegen een fictief rendement.
Deze rendementen worden pas achteraf bekendgemaakt. De staatssecretaris wil namelijk zoveel mogelijk aansluiten bij realistische rendementen. Een belastingplichtige kan dus in het vervolg niet meer nagaan hoe hoog zijn belasting in box 3 gaat worden.
Vanaf 2026 moet het werkelijke rendement belast worden. Het kabinet krijgt het niet voor elkaar om dit in 2025 al in te voeren, zoals eerder was aangekondigd.
Het belangrijkste nieuws met betrekking tot de sociale zekerheid, is de verhoging van het minimumloon. Dat neemt met iets meer dan 10% toe: 2,1% indexatie plus 8,05% beleidsmatig. In totaal dus 10,15%.
Een uitkering die gebaseerd is op het minimumloon, is de AOW. AOW-gerechtigden krijgen vanaf 1 januari 2023 daarmee ook een aanmerkelijk hogere uitkering. In 2022 ontvangen AOW-gerechtigden nog een Inkomensondersteuning (IOAOW). Vanwege de sterke verhoging van de AOW-uitkering zelf, acht het kabinet deze IOAOW overbodig. Die wordt daarom afgebouwd tot 2025. Momenteel bedraagt deze IOAOW € 26,38 per maand.
Vrijwel alles wat met Prinsjesdag wordt genoemd als regeringsbeleid, is niets meer dan een plan. In de komende weken zal hier nog veel aan veranderen, onder druk van de oppositie, of als ruilmiddel tussen coalitiepartijen.
Pas je financiële advies voor je klanten daarom nog niet aan op basis van de in dit artikel genoemde informatie. Doe dat pas wanneer de plannen definitief zijn. Dat is vermoedelijk pas in december 2022 het geval.
In veel opleidingen van NIBE-SVV komen de Prinsjesdagmaatregelen aan de orde, in het bijzonder in:
Of probeer onze tool Wft Triple A gratis uit met een proefabonnement (stopt na twee maanden automatisch). Je vindt er uitgebreide informatie over de op Prinsjesdag aangekondigde kabinetsplannen. Én je bent altijd aantoonbaar permanent actueel (PA).