Het schuldenprobleem in Nederland is groot: naar schatting heeft 1 op de 6 huishoudens problematische schulden. Door de coronacrisis zal dat probleem waarschijnlijk alleen maar toenemen. De regering wil de schuldenproblematiek aanpakken en in verschillende stappen terugdringen. Zo is in het najaar van 2020 het beslag- en executierecht al aangepast. Per 1 januari 2021 zijn de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) en de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (WvBVV) gewijzigd.
Op 1 juli 2012 is de Wgs ingevoerd. Deze wet regelt dat mensen met problematische schulden bij gemeenten terecht kunnen voor onder meer advies, schuldbemiddeling of een saneringskrediet.
Maar de gemeenten lopen tegen uitvoeringsproblemen aan. Ze kunnen lang niet altijd over alle financiële gegevens van inwoners met schulden beschikken. De invoering van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) maakt het nog lastiger om gegevens te delen.
De aanpassingen in de Wgs hebben vooral tot gevolg dat gemeenten meer gegevens mogen uitwisselen. Ze mogen dan gegevens uitwisselen met woningcorporaties, energie- en drinkwaterbedrijven en zorgverzekeraars.
Dat moet leiden tot een vroegere signalering. Zodat je kunt voorkomen dat schulden zo ver oplopen dat deze (bijna) niet meer zijn op te lossen. Een mooie bijkomstigheid: als mensen minder schulden hebben of de achterstanden minder ver laten oplopen, dan is de kans groter dat schuldeisers de schulden voor een groter deel terugkrijgen.
In Amsterdam is de vroegsignalering al eerder toegepast. Daaruit bleek dat bij de mensen die zich meldden, de schulden veel lager waren dan het landelijk gemiddelde.
De beslagvrije voet is het minimuminkomen dat iemand moet overhouden na beslaglegging op het inkomen (loon of uitkering). De hoogte van de beslagvrije voet verandert niet. Wel komt er een vereenvoudigd model voor de berekening van de beslagvrije voet. Ook zijn er wijzigingen aangebracht in het proces van beslaglegging. Beslagleggende partijen kunnen zich zo beter van elkaars incassoactiviteiten op de hoogte stellen. In de praktijk gaat het hier vaak fout. Meerdere partijen leggen tegelijk beslag op het inkomen, waardoor de schuldenaar toch onder het bestaansminimum komt.
Wijziging van de WvBVV moet het bestaansminimum beter beschermen. Er komt daarom ook een beslagvrij bedrag: een deel van het tegoed op een bankrekening waarop beslag wordt gelegd, wordt vrijgehouden.
De invoering van het beslagvrije bedrag is ook gunstig voor degenen die geen inkomen krijgen uit een uitkering of loon, zoals zzp’ers met wisselend inkomen. Op hun inkomen kan geen beslag worden gelegd via een werkgever of uitkeringsinstantie. Als er dan beslag op de rekening wordt gelegd, dan blijft door invoering van het beslagvrije bedrag toch nog een bedrag over om van te leven. De hoogte van het beslagvrije bedrag ligt ongeveer tussen de € 1.500 en € 2.000, afhankelijk van het type huishouden. Het beslagvrije bedrag komt dus naast de beslagvrije voet te bestaan.
Verder hoeft de schuldenaar vanaf 1 januari 2021 ook niet meer zelf allerlei informatie te verschaffen over de woonsituatie en gezinssamenstelling. De deurwaarder kan dit zelf opzoeken. Dit verkleint de kans dat op een te groot deel van het inkomen beslag wordt gelegd.
Zo’n deurwaarder heet de coördinerend deurwaarder. De coördinerend deurwaarder is dan het enige aanspreekpunt voor de schuldenaar. Deze hoeft niet meer met alle partijen die beslag (willen) leggen contact op te nemen.
Vanaf 1 januari wordt schuldhulp ook bij het BKR geregistreerd onder de nieuwe code SH.
Enkele partijen zijn bang dat een BKR-registratie mensen met schulden ervan weerhoudt om zich te melden of hulp aan te nemen. Ze zouden dan bang zijn dat de BKR-registratie allerlei andere financiële mogelijkheden belemmert, zoals het aangaan van een (ander) krediet. Mogelijk worden de regels hierover aangepast, om deze drempel niet op te werpen.
Hoewel financieel dienstverleners (behalve zorgverzekeraars) zelf geen gegevens delen met de gemeente, krijgen ze soms wel informatie van klanten die kunnen duiden op het begin van schuldproblemen. Mocht je te maken krijgen met een klant die misschien een financieel probleem heeft dat je niet zelf kunt helpen te verkleinen, verwijs hem of haar dan door naar zijn/haar gemeente.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) wil overkreditering voorkomen en vindt dat een consumptief krediet beter moet aansluiten op de financiële positie van klanten. De AFM riep de brancheorganisaties NVB en VFN daarom vorig jaar op om hun leennormen te evalueren en te verbeteren. Dat hebben ze gedaan. Hoewel de nieuwe leennormen nog niet bekend zijn gemaakt, is het de bedoeling dat ze ingaan op 1 april. Naar verwachting zal de leencapaciteit een stuk lager worden.
Die leencapaciteit zal vanaf 1 april wel beter afgestemd zijn op de persoonlijke situatie. Er zal bijvoorbeeld onderscheid worden gemaakt tussen huurders en woningeigenaars. De adviseur Consumptief krediet krijgt daardoor een belangrijkere rol: hij moet meer inventariseren en vastleggen, voordat hij een berekening kan maken van de leencapaciteit.
Ook in de verzekeringssector is er veel aandacht voor de financieel kwetsbare groepen. Zo treedt op 1 april het zogenoemde Protocol bij betalingsachterstanden in werking. Het door het Verbond ontwikkelde Protocol geeft aan hoe je moet omgaan met betalingsachterstanden die ontstaan bij verzekeringen die zijn afgesloten door consumenten en kleinzakelijke partijen zoals zzp’ers.
In het Protocol wordt onder meer ingegaan op de communicatie en informatievoorziening. Ook vind je er afspraken over incasso. Verzekeraars willen dit jaar hun klanten concreet helpen. Daarom kunnen klanten die een schuldhulpverleningstraject achter de rug hebben, zich weer met een schone lei verzekeren.
Bekijk hier het Protocol.
Bij NIBE-SVV kun je diverse opleidingen volgen op dit gebied: