De rechter zegt dat de kredietgever de BKR-registratie moet laten doorhalen. Maar zou die rechter nu echt denken dat die mevrouw nu wel een hypothecaire lening van de bank krijgt?
De rechter heeft in kort geding geoordeeld dat een BKR-registratie van een betalingsachterstand van zo’n 300 euro moet worden doorgehaald. Reden: de registratie zou het verkrijgen van een hypotheek in de weg staan. Volgens mij legt de rechter het probleem bij de verkeerde partij. En ik betwijfel of het helpt.
Mevrouw had tot augustus 2017 in de schuldsanering gezeten. Kort daarna wilde zij met haar (nieuwe) partner een huis kopen, maar de BKR-registratie stond naar haar zeggen een hypotheek in de weg. Dat bleek uit een e-mail van de hypotheekadviseur, waarin stond dat de bank ‘vanwege de BKR-codering’ de aanvraag had afgewezen. En dus (?) werd het bedrijf dat de betalingsachterstand bij het BKR had gemeld in kort geding gedagvaard met de eis dat die BKR-registratie ongedaan moest worden gemaakt.
De rechter wees de eis toe. Argument daarvoor was dat mevrouw het driejarige schuldsaneringstraject naar behoren had doorlopen. Daarmee had mevrouw naar het oordeel van de rechter aangetoond ‘financieel haar verantwoordelijkheid’ weer te kunnen nemen. Een oude schuld van een paar honderd euro uit de periode vóór de schuldsanering zou het verkrijgen van een hypotheek niet meer in de weg mogen staan.
Dat is misschien een sympathiek oordeel van de rechter. Maar ik vraag me af of (1) de uitspraak terecht is en (2) of dat dan betekent dat de eiser alsnog die hypothecaire lening krijgt. Want tenslotte, het bedrijf dat verantwoordelijk was voor de BKR-registratie had niets anders gedaan dan datgene waartoe het bedrijf verplicht was (en nog steeds zou zijn): een betalingsachterstand melden bij het BKR. Zo’n melding heeft een tweeledig doel. Enerzijds proberen te voorkomen dat een consument (nog) meer schulden maakt dan hij aan kan en anderzijds kredietgevers waarschuwen voor klanten met een problematisch schuldenverleden.
De rechter had mevrouw dus moeten doorverwijzen naar het BKR. Mevrouw had het BKR moeten vragen de registratie door te halen op grond van de specifieke omstandigheden van haar geval. Het BKR zou dan inderdaad een belangenafweging moeten maken en zou bevoegd zijn tot doorhaling. En als het BKR dat niet zou doen, zou zij daarvoor naar de rechter kunnen stappen.
Maar vervolgens blijft de vraag of het eigenlijk wel helpt. De bank die de hypothecaire lening van ruim 212.000 euro zou moeten verstrekken, was van alle omstandigheden op de hoogte. De bank wist dus dat het schuldsaneringstraject succesvol was doorlopen en dat de registratie met een oude schuld van een paar honderd euro te maken had. Maar toch wilde de bank de hypothecaire lening niet verstrekken. Zou de rechter nu werkelijk denken dat als die BKR-registratie wordt doorgehaald de bank die lening ineens wél gaat verstrekken?
Of een bank een aanvraag voor een hypothecaire lening accepteert, is een zelfstandige beslissing van de betrokken bank. Ik mag hopen – en verwacht dat ook – dat daar binnen zo’n bank even over wordt nagedacht. In elk geval is het enkele feit van een BKR-registratie formeel geen beletsel. Dat mag een rechter onredelijk vinden, maar (gelukkig) gaat hij daar niet over.